Toelaten windturbines op een locatie
Met een projectbesluit of een aanpassing van het omgevingsplan worden windturbines op een locatie toegelaten. Bij deze ruimtelijke inpassing spelen verschillende omgevingsthema’s, zoals geluid, een rol. Er gelden bij het toelaten van windturbines verschillende instructieregels.
Belangrijkste kenmerken windturbines
Windturbines hebben een groot ruimtebeslag door hun hoogte en omvang van de wieken. Omdat ze voldoende wind moeten vangen, is er ook ruimte rond de windturbines nodig. Windturbines worden vaak in windparken gerealiseerd. Bijvoorbeeld langs wegen. Bij windparken gaat het om relatief grote locaties (vaak meerdere hectares). Mogelijke locaties liggen daarom meestal in het buitengebied.
Individuele windturbines zijn vaak kleiner. En kunnen bijvoorbeeld worden gerealiseerd op een agrarisch perceel, of op gebouwen. Ook hier is voldoende windvang belangrijk, en dus is er ruimte nodig rond de windturbine.
In alle gevallen is de ruimtelijke inpassing een belangrijk aspect. Door de omvang van de windturbines en de oppervlakte van windparken, hebben deze een belangrijke invloed op het ruimtelijk beeld. Daarnaast zijn geluid en slagschaduw een aandachtspunt.
Beleid windturbines
Rijk
In de Nationale omgevingsvisie staat dat er ingezet wordt op duurzame energie met oog voor kwaliteit van de omgeving.
De grotere windparken en de windparken op zee worden door het Rijk toegelaten. Voor kleinere locaties op het land zijn de provincie en gemeente verantwoordelijk.
Voor de maatschappelijke opgave voor duurzame energie stellen regio's regionale energiestrategieën (RES) op. Mede omdat bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak van belang is. Het Rijk geeft uitgangspunten mee aan het RES. 1 daarvan is de voorkeur voor clustering van productie van duurzame energie. Bijvoorbeeld windturbines combineren met zonneweides. Hierbij is van belang dat een afweging plaatsvindt met andere waarden, zoals landschappelijke waarden of cultuurhistorie.
Provincie
Provincies geven in hun beleid aan wat de ambities zijn op het gebied van windenergie en welke ruimtelijke consequenties dit heeft. Hierbij houden zij rekening met de door het Rijk geformuleerde energieopgave.
In de provinciale omgevingsvisie vindt een afweging plaats welke locaties geschikt zijn voor windturbines. Aspecten die hierbij een rol spelen zijn:
- ruimtelijke of landschappelijke inpassing
- beschikbaarheid grond
- aansluiting op transport- of distributienet
Gemeente
De gemeente geeft in haar omgevingsvisie aan:
- of er binnen de gemeente ruimte beschikbaar is voor windturbines
- welke locaties daarvoor aangewezen zijn
Hiermee houdt de gemeente rekening met de energieopgave van het Rijk en het beleid van de provincie.
De gemeente heeft vooral een taak bij de lokale inpassing van kleinere windparken en kleine windturbines al dan niet op gebouwen. Deze kleinere windparken of windturbines kunnen bijvoorbeeld een plek krijgen op bedrijventerreinen. Hierbij is de ruimtelijke en landschappelijke inpassing een belangrijk aspect.
Bevoegd gezag toelaten windturbines
Wie bevoegd gezag is bij het toelaten van windturbines blijkt uit de Elektriciteitswet:
- Het Rijk is bevoegd gezag voor windenergieprojecten op land van minstens 100 MW.
- De Provincie is bevoegd gezag voor windenergieprojecten van 5-100 MW. De provincie kan bepalen dat zij de bevoegdheid voor windparken met een vermogen groter dan 5 MW overdraagt aan de gemeente.
- Gemeente is bevoegd gezag bij het toelaten van windturbines en windparken met een vermogen van minder dan 5 MW.
Instrumenten toelaten windturbines
Het Rijk en de provincie kunnen windparken via een projectbesluit mogelijk maken. De gemeente kan windturbines of windparken toelaten met het omgevingsplan of een buitenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit. Hierbij moet worden uitgegaan van een evenwichtige toedeling van functies.
Een omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit is gericht op de realisatie van een concreet project. Maatregelen zijn soms al in de aanvraag opgenomen of kunnen als voorwaarde bij de vergunning gelden.
Instructieregels
Gemeenten, provincies en Rijk moeten voldoen aan de instructieregels van het Besluit kwaliteit leefomgeving. De belangrijkste instructieregels voor windturbines zijn :
- paragraaf 5.1.2.2 Veiligheid rond opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines
- paragraaf 5.1.4.2.3 Geluid door specifieke activiteiten
- paragraaf 5.1.4.4a Slagschaduw van windturbines
- paragraaf 5.1.7.2 Landsverdediging en nationale veiligheid, artikel 5.155 geen belemmeringen voor radarbeeld
- paragraaf 5.1.7.5 Communicatie-, navigatie- en randapparatuur voor de burgerluchtvaart, artikel 5.161a hoogtebeperkingen objecten buiten beperkingengebieden luchthavens
Afhankelijk van de locatie kunnen ook andere instructieregels van belang zijn bij het opstellen van een omgevingsplan. Deze vindt u op de pagina Onderwerpen in het omgevingsplan.
Milieueffectrapportage (mer)
Bij het toelaten van een windpark met 3 of meer windturbines in een omgevingsplan moet er een milieueffectrapport (MER) gemaakt worden. Dit geldt bij het toelaten van de oprichting, wijziging of uitbreiding van een windpark. Het omgevingsplan vormt namelijk een kader voor een later te nemen besluit (Bijlage V, onderdeel C2, Omgevingsbesluit).
Natura 2000-gebieden
Ook moet de gemeente een MER maken als er een passende beoordeling in het kader van natuurbescherming nodig is. Dit is het geval als niet uitgesloten is de activiteit negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied.
Meer informatie vindt u op de pagina Milieueffectrapportage.
Provinciale verordening
De provincie borgt haar beleid via regels in de provinciale verordening. Bijvoorbeeld door locaties voor windenergie aan te wijzen of individuele windturbines in het buitengebied niet toe te staan.
Projectbesluit
Het Rijk en de provincies laten windparken toe via het projectbesluit. Dit projectbesluit vervangt een deel van de regels van het omgevingsplan, specifiek gericht op het toelaten van de windturbines. De inpassing van de windturbine moet daarbij zorgvuldig plaatsvinden, zodat er een evenwichtige toedeling van functies ontstaat.
Landelijk en regionaal gaat het om de vraag of het windpark op de juiste plek ligt. Hierbij is vooral de ruimtelijke inpassing van belang, maar er kunnen ook andere omgevingsthema's een rol spelen.
Een projectbesluit kan ook een milieubelastende activiteit bevatten zodat daarna de realisatie kan starten.
Omgevingsplan
Bij het toelaten van een windturbines in het omgevingsplan legt de gemeente de locaties van de windturbines of windparken vast. De inpassing van de windturbine moet daarbij zorgvuldig plaatsvinden, zodat er een evenwichtige toedeling van functies ontstaat. Hierbij is vooral de ruimtelijke inpassing van belang, maar er kunnen ook andere omgevingsthema's een rol spelen.
In het omgevingsplan legt de gemeente bouwregels vast. Bijvoorbeeld voor de locatie en hoogte van de windturbines. De gemeente zorgt verder in ieder geval voor een vertaling van de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
Of er specifieke regels nodig zijn is afhankelijk van het beleid, de locatie en relevante omgevingsthema's. Het is daarbij van belang of de omgeving hinder kan hebben van de windturbine. Bijvoorbeeld door geluidhinder of aantasting van groen of natuur.
Omgevingsthema's toelaten windturbines
Het is afhankelijk van de soort windturbines en de locatie welke omgevingsthema’s bij het toelaten van belang zijn. U vindt meer informatie over het toelaten van windturbines en omgevingsthema’s op de pagina's:
- Toelaten windturbines en ruimtelijke inpassing
- Toelaten windturbines en geluid
- Toelaten windturbines en natuur
- Toelaten windturbines en externe veiligheid
- Toelaten windturbines en slagschaduw
Afhankelijk van de locatie kunnen ook andere omgevingsthema's belangrijk zijn. Een overzicht hiervan vindt u onder Thema's.
Begrip: Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
Lees meer over het Besluit kwaliteit leefomgeving.