Landsverdediging en nationale veiligheid
Met het oog op landsverdediging en nationale veiligheid bevat het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) een aantal instructieregels over het toelaten van activiteiten en bouwwerken in het omgevingsplan.
Militaire terreinen en terreinen met een militair object
De gemeente laat op militaire terreinen en objecten waarop het omgevingsplan van toepassing is geen activiteiten toe die een belemmering kunnen vormen voor het gebruik van die terreinen en objecten. Dit volgt uit artikel 5.151 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
Het militair gebruik van de terreinen is uiteenlopend. Het gaat om oefenterreinen, militaire luchthavens, kazernes, schietterreinen, zend- en ontvangstinstallaties, radarstations en munitieopslagplaatsen. De locaties hiervan staan in bijlage XIV, onder A van het Bkl. Bijlage III van de Omgevingsregeling bevat de kaart met de ligging van militaire terreinen en terreinen met een militair object.
Oefen- en schietgebieden
Rond oefen- en schietbanen liggen aangewezen onveilige gebieden waar geen activiteiten mogen plaatsvinden die het gebruik van die gebieden kunnen belemmeren (artikel 5.152 Bkl). Dit zijn gebieden nabij militaire schietbanen, waar – direct of indirect – projectielen van de militaire schietbaan terecht kunnen komen en waar gevaar bestaat voor mensen.
De locaties van de oefen- en schietgebieden staan in bijlage XIV, onder B van het Bkl. Bijlage III van de Omgevingsregeling bevat de kaart met de ligging van onveilige gebieden bij militaire schietbanen.
Militaire zend- en ontvangstinstallaties
Hoge bouwwerken kunnen militaire zend- en ontvangstinstallaties verstoren. Daarom mag de gemeente in het omgevingsplan geen bouwwerken toelaten met een hoogte van meer dan 22 meter vanaf het maaiveld nabij deze installaties (artikel 5.153 Bkl).
De locaties waar bouwwerken militaire zend- en ontvangstinstallaties kunnen verstoren staan in bijlage XIV, onder C van het Bkl. Bijlage III van de Omgevingsregeling bevat de kaart met de ligging van de gebieden waar bouwwerken militaire zend- en ontvangsinstallaties kunnen verstoren.
Laagvliegroutes voor jacht- en transportvliegtuigen
Er zijn gebieden met laagvliegroutes voor jacht- en transportvliegtuigen. Op die laagvliegroutes mogen militairen op een hoogte van 75 m vliegen (250 voet). Hierdoor mogen er in deze gebieden geen bouwwerken staan die hoger zijn dan 40 meter (artikel 5.154 Bkl).
De locaties met een militaire laagvliegroute staan in bijlage XIV, onder D van het Bkl. Bijlage III van de Omgevingsregeling bevat de kaart met de ligging van de gebieden waar een militaire laagvliegroute is .
Radarstations
Militaire radarstations zorgen voor de beveiliging van het nationale luchtruim en de veilige afhandeling van het militaire verkeer en het burgerluchtverkeer. Hoge bouwwerken en windturbines in gebieden rond een radarstation kunnen leiden tot verstoring van het radarbeeld. De gemeente kan daarom in het omgevingsplan geen bouwwerken en windturbines toelaten die de maximaal toegelaten hoogte overschrijden. Dit volgt uit artikel 5.155 van het Bkl.
Maximale hoogte bouwwerken en windturbines
De maximale hoogte voor bouwwerken en windturbines in de buurt van een radarstation staan in bijlage XIV, onder E van het Bkl. In deze bijlage staat:
- Bouwwerken binnen een straal van 15 km rondom een radarstation mogen de maximale hoogte zoals in de tabel staat beschreven niet overschrijden. Die maximale hoogte is nabij de radar gelijk aan de hoogte van de radar en neemt, naarmate de afstand tot de radar groter wordt, toe met een hoogte van ongeveer 65 m.
- De tippen van de windturbines binnen een straal van 15 tot 75 km vanaf een radarstation mogen de maximale hoogte zoals in de tabel staat beschreven, niet overschrijden.
Windturbines kunnen door hun omvang en overwegend stalen en bewegende onderdelen, een ernstige verstoring van het radarbeeld veroorzaken. Daarom gelden voor windturbines grotere afstanden tot een radar dan voor overige bouwwerken.
Overschrijding van maximale hoogte
Overschrijding van de maximale hoogte is niet uitgesloten. Wel moet de gemeente dan de gevolgen voor het radarbeeld beoordelen (artikel 5.155 lid 3 Bkl).
Ligging locaties waar bouwwerken en windturbines het radarbeeld kunnen verstoren
De locaties waar bouwwerken en windturbines het radarbeeld kunnen verstoren staan in bijlage XIV, onder E van het Bkl. Bijlage III van de Omgevingsregeling bevat de kaart met:
- de ligging van gebieden waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren
- de ligging van gebieden waar windturbines het radarbeeld kunnen verstoren
Rijksinstructieregel uit het Bkl geldt niet altijd
De rijksinstructieregels voor landsverdediging en nationale veiligheid gelden niet voor activiteiten die vóór 1 januari 2021 al bestaan of zijn toegestaan op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Dit wordt ook wel de eerbiedigende werking genoemd.
Verder is het Rijk niet gebonden aan deze instructieregels bij (artikel 5.149 Bkl):
- projectbesluiten
- omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit van nationaal belang.
Instrumenten waar de rijksinstructieregels ook voor gelden
De rijksinstructieregels voor landsverdediging en nationale veiligheid gelden ook voor:
- een omgevingsverordening, als de provincie regels over activiteiten stelt met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 7.1 Bkl)
- een projectbesluit (artikel 9.1 Bkl). Voor een projectbesluit van het Rijk gelden niet alle rijksinstructieregels (artikel 9.1 lid 2 Bkl).
- een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit (artikel 8.0b en 8.0c Bkl). Dit geldt niet voor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit van Rijk.