Vergunningplicht Natura 2000 activiteit
Wanneer een activiteit negatieve effecten kan hebben op een Natura 2000-gebied, dan is hier een omgevingsvergunning voor nodig. Deze vergunning kan worden verleend na een beoordeling van deze Natura 2000-activiteit.
Omgevingsvergunning
Voor een Natura 2000-activiteit is meestal een omgevingsvergunning nodig (artikel 5.1 lid 1 onder e Omgevingswet). Het beoordelingskader voor Natura 2000-activiteiten geeft onder andere invulling aan de eisen van artikel 6, derde lid, van de habitatrichtlijn. Voor projecten die duidelijke negatieve gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben, moet eerst een passende beoordeling worden uitgevoerd.
Het bevoegd gezag is vaak de provincie. Provincies regelen in een omgevingsverordening of en welke vrijstellingen van de omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit gelden. Het hangt af van de ruimte die geboden wordt in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) of en welke vrijstellingen gelden. Het aanvullingsbesluit Natuur regelt dit.
Passende beoordeling
Een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit kan alleen worden verleend op grond van een passende beoordeling. Deze beoordeling moet met zekerheid uitsluiten dat de voor het gebied relevante natuurlijke kenmerken worden aangetast. Is die zekerheid er niet, dan kan er een omgevingsvergunning worden verleend als:
- er geen reële alternatieven voor de activiteit zijn
- er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang
- er natuurcompensatie plaatsvindt
In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) zal in afdeling 8.6 dit beoordelingskader voor de omgevingsvergunning voor Natura 2000-activiteiten staan. Dit gebeurt met het aanvullingsspoor Natuur.
Vergunningaanvragen ontvangen
Overheden ontvangen digitale vergunningaanvragen via het Omgevingsloket. Hiervoor sluiten ze aan op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Lees meer over vergunningaanvragen in het DSO.