Ga naar de inhoud
Aan de slag met de Omgevingswet
Zoeken in deze site
Kruimelpad
Home  Regelgeving  Regels voor activiteiten  Toelichting milieubelastende activiteiten  Vergunning milieubelastende activiteit  Voorschriften emissies
Sla navigatie over (Menu)
Menu
  • Home
  • Actueel
  • Bijeenkomsten
  • Regelgeving
  • Praktijk
  • Digitaal stelsel
  • Thema's
  • Contact
Terug naar navigatie (Menu)

Voorschriften voor emissies van een milieubelastende activiteit

Het bevoegd gezag moet in een omgevingsvergunning voorschriften opnemen over de emissies van een milieubelastende activiteit. De basis van de emissiegrenswaarden zijn de BBT-conclusies en informatiedocumenten over BBT.

Deze pagina gaat over alle thema's van de leefomgeving. Voorbeelden zijn lucht, water, geur en geluid. Als een tekst over een bepaald thema gaat, is dit in de titel boven de tekst aangegeven.

Emissiegrenswaarden opnemen in de vergunning

Een vergunningverlener moet een emissiegrenswaarde opnemen in de vergunning. Dat staat in artikel 8.26, lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het gaat om emissiegrenswaarden van stoffen die milieuverontreinigingen kunnen veroorzaken. Dit zijn in ieder geval de stoffen genoemd in bijlage II van de Richtlijn industriële emissies.

Het kan hier ook gaan om overdracht tussen milieuthema's. Bijvoorbeeld een emissie naar de lucht die door depositie in het water terecht komt.

De vergunningverlener neemt alleen een emissiegrenswaarde op als stoffen in een significante hoeveelheid kunnen vrijkomen. Significant betekent dat het nodig is voor de bescherming van het milieu. De basis van de emissiegrenswaarden zijn de BBT-conclusies en informatiedocumenten over BBT.

Strengere of soepelere emissiegrenswaarden

Het bevoegd gezag kan een strengere emissiegrenswaarde opleggen. Dat is geregeld in artikel 8.30 van het Bkl. Ook kan het bevoegd gezag een soepelere emissiegrenswaarde opleggen (artikel 8.28 Bkl).

Verdunning met lucht of water

De emissiegrenswaarden gelden voor de emissies zonder rekening te houden met extra verdunning door lucht of water. Dat staat in artikel 8.26, lid 3 van het Bkl. Bepaling van de emissieconcentraties gebeurt dus op basis van alleen de lucht- of waterstroom die nodig is voor het reguliere proces.

Lucht- of waterstromen die het bedrijf met de stroom mengt om hem te verdunnen, koelen of om een andere reden, tellen niet mee. Lucht- en waterstromen combineren tot 1 gemeenschappelijke stroom valt ook onder verdunning. Als er om procesredenen toch sprake is van verdunning, vindt een aanpassing van de gemeten emissieconcentratie plaats. Deze gecorrigeerde emissieconcentratie toetst het bevoegd gezag aan de emissiegrenswaarde.

Indirecte lozing en zuiveringsinstallatie

Bij indirecte lozingen kan het bevoegd gezag bij het opstellen van emissiegrenswaarden rekening houden met de zuivering door het zuiveringtechnisch werk. Dat staat in artikel 8.26, lid 4 van het Bkl. Voorwaarde is wel dat de lozing en de zuivering erna naar verwachting niet nadeliger is voor het milieu dan wanneer eerst zuivering op locatie plaatsvindt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij biologisch afbreekbare stoffen. Nadeligere gevolgen zijn dan niet te verwachten als het zuiveringtechnisch werk:

  • geen nadelige gevolgen ondervindt qua werking (bijvoorbeeld als gevolg van overbelasting)
  • de stoffen zuivert zonder dat dit milieubezwaarlijke afbraakproducten oplevert

Nadeligere gevolgen kunnen wel optreden als bijvoorbeeld vluchtige stoffen na indirecte lozing vanuit de riolering of vanuit het zuiveringtechnisch werk naar de lucht ontsnappen. Of als stoffen door hechting aan rioolslib of zuiveringsslib het verwerken van slib lastiger maken.

Plaats van meting: puntbron

De emissiegrenswaarde geldt op het punt waarop de emissie de bron verlaat. Dat staat in artikel 8.26, lid 2 van het Bkl. Als er eerst nog reiniging plaatsvindt, is dit het punt na de reiniging.

Diffuse emissie naar de lucht

Bij bedrijven gaat emissies naar de lucht niet altijd via een puntbron. Het kan ook gaan om diffuse emissies. Dat zijn emissies door lekken in bijvoorbeeld afsluiters en flenzen, natuurlijk geventileerde ruimtes, lijnbronnen en oppervlaktebronnen, zoals een beluchtingstank.

Beperking van diffuse emissies gebeurt vaak door voorzorgsmaatregelen en zorgvuldig handelen (good housekeeping). De diffuse emissies die toch ontstaan, moet het bedrijf volgens BBT zoveel mogelijk afvoeren door gerichte afzuiging. De emissies van die afzuiging samen met de emissies van afblaaspunten van de ruimteventilatie vormen de puntbronnen.



Delen

  • Delen op Facebook
  • Delen op LinkedIn
  • Delen op Twitter

PDF maken

  • Download PDF

Vraag het onze experts!

Heeft u een vraag over de Omgevingswet of onderliggende wetgeving? Of wilt u iets weten over praktische toepassingen of digitale voorzieningen?

> Vragenformulier

Tel: 088 - 797 07 90
Bereikbaar op werkdagen van 9.00 - 12.00 en van 13.00 tot 16.30 uur.

Alle informatie om je voor te bereiden op de Omgevingswet.

Interbestuurlijke samenwerking

Het programma Aan de slag met de Omgevingswet is een samenwerkingsverband van gemeenten (VNG), provincies (IPO), waterschappen (UvW) en het Rijk. Het programma ondersteunt overheden, maatschappelijke partners, bedrijven, initiatiefnemers en belanghebbenden om te kunnen werken met de wet.

Over deze site

  • Programma Aan de slag
  • Informatiepunt Ow
  • Verantwoording
  • Toegankelijkheid
  • Privacyverklaring
  • Cookies
  • Contact

Volg ons

  • @aandeslagow
  • Omgevingswet op LinkedIn
rijksoverheid
uni_van_waterschappen_1
vng-logo_1
interprovinciaal_overleg