Lucht en omgevingswaarde
In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan rijksomgevingswaarden voor lucht. Daarnaast kunnen provincies en gemeenten lokale omgevingswaarden stellen in hun omgevingsverordening of omgevingsplan.
Rijksomgevingswaarden
Om de risico's van luchtverontreiniging te beperken, zijn op Europees niveau normen vastgelegd. De Richtlijn luchtkwaliteit en de Richtlijn gevaarlijke stoffen in de lucht stellen grenswaarden en streefwaarden voor stoffen die de kwaliteit van de buitenlucht beïnvloeden. Deze zijn als rijksomgevingswaarde vastgelegd in paragraaf 2.2.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
Ook staan de NEC-plafonds als rijksomgevingswaarden in het Bkl. Deze volgen uit de Europese NEC-richtlijn.
Grenswaarden en streefwaarden
Naast de NEC-plafonds, gelden rijksomgevingswaarden voor de buitenlucht voor de volgende stoffen:
- Grenswaarden (resultaatsverplichting) voor:
- zwaveldioxide (SO2)
- stikstofoxiden (NOx), waaronder stikstofdioxide (NO2)
- fijnstof (PM10 en PM2,5)
- benzeen (C6H6)
- lood (Pb)
- koolmonoxide (CO)
- Streefwaarden (inspanningsverplichting) voor:
- fijnstof (PM2,5)
- ozon (O3)
- benzo[a]pyreen
- en de zware metalen
- arseen
- cadmium
- nikkel
Bij activiteiten die deze stoffen uitstoten moet de eigenaar of initiatiefnemer mogelijk maatregelen nemen om overschrijding van de norm te voorkomen.
Voor de omgevingswaarden NO2 en fijnstof (PM10) zijn er aparte aandachtsgebieden. Daar zijn de concentraties relatief hoog. Daarom moet de overheid vooral in deze gebieden de omgevingswaarden toetsen en monitoren. Draagt een activiteit 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging? Dan is het niet nodig om de omgevingswaarden voor NO2 en PM10 te toetsen.
Natuur
Natuurgebieden kunnen schade ondervinden van depositie SO2 en NOx. Er geldt daarom een omgevingswaarde om de kwetsbare vegetatie te beschermen (artikel 2.3 lid 1c en d en artikel 2.4 lid 2 Bkl). Deze omgevingswaarden gelden alleen voor een natuurgebied met een oppervlakte van 1000 m2 of meer. Bovendien moet dit natuurgebied liggen binnen:
- 20 km van een aangewezen aaneenschakeling van steden en dorpen (in vaktaal: agglomeratie)
- 5 km van bebouwing, een IPPC-installatie of een andere milieubelastende installatie, of een autosnelweg of autoweg. Van deze weg moeten dan wel meer dan 50.000 motorvoertuigen per dag gebruikmaken.
Bij dreigende overschrijding van deze omgevingswaarden moet de provincie een programma opstellen (artikel 4.1a Bkl).
Advieswaarden Wereldgezondheidsorganisatie
De Europese normen voor luchtkwaliteit zijn ook gebaseerd op adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Bepaalde advieswaarden van de WHO gaan verder dan de Europese norm. Een voorbeeld is de WHO-advieswaarde voor fijnstof. Deze waarden zijn niet overgenomen als rijksomgevingswaarden, maar geven wel richting aan de ambities van het Nederlandse luchtkwaliteitsbeleid. Zie hiervoor de Kamerbrief met een reactie op het advies van de Gezondheidsraad: 'Gezondheidswinst door schonere lucht'.
Lokale omgevingswaarden
De provincie en de gemeente kunnen lokale omgevingswaarden voor de buitenlucht in de omgevingsverordening en het omgevingsplan opnemen. Dit kan een strengere omgevingswaarde zijn dan de rijksomgevingswaarde. Hiervan zijn drie varianten:
- een scherpere norm, bijvoorbeeld voor fijnstof
- een resultaatsverplichting voor een rijksomgevingswaarde waar in het Bkl een inspanningsplicht voor geldt
- voor de lokale omgevingswaarde geldt dezelfde getalswaarde op locaties waar de rijksomgevingswaarde niet geldt
Ook aanvullende omgevingswaarde mogelijk
Behalve een strengere omgevingswaarde is ook een aanvullende omgevingswaarde mogelijk. Bijvoorbeeld een omgevingswaarde voor roet. Gemeenten en provincies krijgen daarmee extra ruimte om vorm te geven aan lokaal of regionaal beleid voor een gezonde leefomgeving.
Voorbeeld: omgevingswaarde roet in omgevingsplan
Voor roet staat in het Bkl geen omgevingswaarde. Een gemeente kan bijvoorbeeld vanuit gezondheidsperspectief een bepaald niveau stellen aan de roetconcentratie. Dit kan een gemeente doen door een lokale omgevingswaarde voor roet in het omgevingsplan op te nemen.
Vereiste: lokale overheid kan zelf maatregelen nemen
Een decentrale omgevingswaarde heeft alleen zin als de gemeente of de provincie zelf maatregelen kan nemen om de norm te halen. Bijvoorbeeld via specifieke regels in het omgevingsplan of in de omgevingsverordening. En via voorlichting of subsidies. Via zulke regels en maatregelen kan de omgevingswaarde dan doorwerken naar bedrijven en burgers.
Bij het vaststellen van een omgevingswaarde moet de provincie of gemeente onderbouwen welke taken en bevoegdheden ze inzet om de omgevingswaarde te bereiken of te behouden (artikel 2.10 lid 3 Omgevingswet).
Een decentrale omgevingswaarde is niet vrijblijvend. Er is een monitoringsplicht. En er is een programmaplicht als niet wordt voldaan aan een omgevingswaarde. Of als uit de monitoring volgt dat in de toekomst niet zal worden voldaan aan een omgevingswaarde (dreigende overschrijding).
Meer informatie
Begrip: Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een van de 4 algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) onder de Omgevingswet.
Lees meer over het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Begrip: Resultaatsverplichting
Bij een resultaatsverplichting moeten omgevingswaarden binnen een bepaalde tijd worden bereikt. Wanneer ze zijn bereikt, mogen ze niet meer worden overschreden.