Vergunning omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht
De Wet ruimtelijke ordening geeft de mogelijkheid dat burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen of uitwerken. Hiervoor moet een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht in het bestemmingsplan staan. De Omgevingswet kent deze wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht niet. Deze worden onder de Omgevingswet wel onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.
Wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht in het bestemmingsplan
Burgemeester en wethouders kunnen met een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan de bestemming wijzigen. Bijvoorbeeld de bestemming detailhandel wijzigen in de bestemming wonen. Bij een uitwerkingsplicht moeten burgemeester en wethouders een uitwerkingsplan vaststellen. In een uitwerkingsplan voor bijvoorbeeld wonen kunnen bouwvlakken en bouwhoogten worden vastgesteld.
Wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht in tijdelijk deel omgevingsplan
Onder de Omgevingswet worden de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Er is geen overgangsrecht voor de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht. Deze instrumenten verliezen daardoor hun werking. Burgemeester en wethouders kunnen dus geen wijzigingsplan of uitwerkingsplan meer vaststellen.
Vergunning binnenplanse omgevingsplanactiviteit
In artikel 22.26 (bruidsschat) is tijdens de overgangsperiode in het omgevingsplan een vergunningplicht opgenomen voor bouwactiviteiten. Deze komt in de plaats van de verplichting van toetsing aan het bestemmingsplan bij een omgevingsvergunning bouwen onder de Wabo. Voor verlening van de vergunning omgevingsplanactiviteit moet de activiteit voldoen aan de regels van het omgevingsplan.
De vergunning kan ook worden verleend als de bouwactiviteit past binnen de regels van de wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht. Dus als deze past in de wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dit regelt artikel 22.32 (bruidsschat). Burgemeester en wethouders hebben hierbij beslissingsruimte. Zij zijn dus niet verplicht tot het verlenen van de vergunning.
Het college toetst hierbij ook aan de instructieregels, instructies en voorbereidingsbesluiten. Dit regelen de artikelen 22.32 lid 2 en 22.33 bruidsschat. Ook toetst het college of het bouwplan uit oogpunt van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aanvaardbaar is. Dit is in lijn met de jurisprudentie onder de Wet ruimtelijke ordening dat bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of een uitwerkingsplicht de goede ruimtelijke ordening werd beoordeeld. Bij een uitwerkingsplicht gold dit alleen voor zover de regels daarvoor ruimte lieten.
Aanvraag voor alleen een functieverandering
Is er bij een aanvraag geen sprake van bouwen, dan is artikel 22.32 (bruidsschat) niet van toepassing. Dan kan dus geen binnenplanse vergunning worden verleend. In dat geval kan er alleen een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit worden verleend. Voor de motivering zal het wel helpen als het plan past binnen de wijzigingsbevoegdheid.
Begrip: Bruidsschat
De term ‘bruidsschat’ wordt gebruikt voor de regels die het Rijk als onderdeel van het Invoeringsbesluit Omgevingswet automatisch toevoegt aan elk omgevingsplan en aan elke waterschapsverordening. In de bruidsschat staan onderwerpen waarvoor het Rijk geen direct werkende regels heeft gemaakt. Het is een bijzondere vorm van overgangsrecht. De bruidsschat is onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.
- Meer lezen over de bruidsschat.