Ga naar de inhoud
Aan de slag met de Omgevingswet
Zoeken in deze site
Kruimelpad
Home  Thema's  Water  Beheer watersysteem en waterketen  Financiën watersysteem en waterketen 
Menu
  • Home
  • Actueel
  • Bijeenkomsten
  • Regelgeving
  • Digitaal stelsel
  • Implementatie
  • Thema's
  • Contact

Belangrijkste elementen verontreinigingsheffing

De verontreinigingsheffing is een heffing op het lozen van stoffen op een oppervlaktewaterlichaam. Zowel het Rijk als de waterschappen mogen deze heffing opleggen. Het Rijk mag dat voor de rijkswateren. Waterschappen mogen dat voor regionale wateren.

De belangrijkste elementen van deze verontreinigingsheffing zijn:

  • belastbaar feit
  • belastingplichtige
  • heffingsgrondslag
  • heffingsmaatstaf
  • vaststelling belastingschuld
  • tarief

Belastbaar feit en belastingplichtige

U moet verontreinigingsheffing betalen als u stoffen op een oppervlaktewaterlichaam loost. Wat hieronder wordt verstaan, is vastgelegd in de artikelen 7.1 en 7.2 van de Waterwet. De heffing heeft betrekking op het object van waaruit de lozing plaatsvindt.

Lozingen vanuit woonruimte of bedrijfsruimte

De heffing geldt voor directe lozingen vanuit een ‘woonruimte’ of een ‘bedrijfsruimte’. Wat met deze termen wordt bedoeld staat omschreven in artikel 7.1 Waterwet. Uit de Memorie van Toelichting bij de Waterwet blijkt verder dat de omvangrijke Wvo-jurisprudentie voor woon- en bedrijfsruimten onder de werking van de Omgevingswet onverkort van toepassing blijft.

Lozingen op andere wijze

Ook lozingen die op een andere wijze plaatsvinden kunnen worden belast met een verontreinigingsheffing. De bedoeling hiervan is om ook heffingen te kunnen opleggen voor  lozingen vanuit bijvoorbeeld tankauto´s of mobiele objecten. De achterliggende vervuiler is veelal moeilijk te achterhalen. Daarom wordt degene die feitelijk loost als belastingplichtige aangemerkt. Bijvoorbeeld de bestuurder van de tankauto. Zie artikel 7.2, derde lid 3, onder c Waterwet.

Lozingen vanuit een gemeentelijke riolering of zuiveringtechnisch werk

Op grond van artikel 7.8 Waterwet zijn lozingen vanuit een gemeentelijke riolering op een oppervlaktewaterlichaam vrijgesteld van de heffing. Ditzelfde geldt voor lozingen vanuit een zuiveringtechnisch werk van het waterschap op ´eigen water´.

Heffingsgrondslag

Als grondslag voor de heffing geldt op grond van artikel 7.3 Waterwet de hoeveelheid en de hoedanigheid van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd.

Heffingsmaatstaf

Als heffingsmaatstaf geldt de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden geloosd. Deze vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden. 1 vervuilingseenheid voor het zuurstofverbruik komt overeen met een verbruik van 54,8 kilogram zuurstof per heffingsjaar. Dit staat in artikel 7.3, tweede lid Waterwet.

Cuvettentest

Per 1 juli 2014 is de Waterregeling gewijzigd. Voor het bepalen van het chemisch zuurstofverbruik is het sindsdien mogelijk om naast de aloude NEN 6633-methode ook de zogenoemde ‘cuvettentest' (NEN-ISO 15705) te hanteren.

Vaststelling belastingschuld

Het Rijk of een waterschap kan de vervuilingswaarde op 2 manieren bepalen:

  • op "forfaitaire grondslag" - dit is een veronderstelde situatie
  • op basis van meting, bemonstering en analyse van het afvalwater

De aard en omvang van de lozing bepalen welke van de 2 wordt toegepast. De basis voor de bepaling van de vervuilingswaarde is de totale hoeveelheid stoffen die in een heffingsjaar is geloosd. Het vijfde lid van artikel 7.5 Waterwet verklaart een aantal bepalingen van de Waterschapswet over de zuiveringsheffing van toepassing op de verontreinigingsheffing. Het gaat onder meer om de forfaits voor woonruimten en kleine bedrijfsruimten.

Forfaits voor woonruimten en kleine bedrijfsruimten

Woonruimten worden in de heffing aangeslagen voor 3 vervuilingseenheden. Tenzij er sprake is van een eenpersoonshuishouden. In dat geval geldt een forfait van 1 vervuilingseenheid.
De vervuilingswaarde van kleine bedrijfsruimten telt voor het forfait als 1 vervuilingseenheid. Maar alleen als de belastingplichtige aannemelijk heeft gemaakt dat de (werkelijke) vervuilingswaarde 1 vervuilingseenheid of minder bedraagt. Als de gebruiker kan aantonen dat de vervuiling minder dan 5 vervuilingseenheden bedraagt, dan wordt het forfait op 3 vervuilingseenheden gesteld.

Meting, bemonstering en analyse

Uitgangspunt is dat de vervuilingswaarde wordt vastgesteld met behulp van dagelijkse meting, bemonstering en door analyse verkregen gegevens. De Waterregeling schrijft voor hoe het Rijk dat moet doen. Voor de waterschappen staat dit in de belastingverordening.

Onder voorwaarden volstaat het om een beperkt aantal etmalen te meten, te bemonsteren en te analyseren. Met die gegevens kan dan de vervuilingswaarde worden berekend. Het Rijk of een waterschap past een correctie toe als de bepaling van het chemisch zuurstofverbruik in belangrijke mate is beïnvloed door biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen. Dat is eveneens voorgeschreven in de Waterregeling en de belastingverordening.

Tabel afvalwatercoëfficiënten voor tabelbedrijven

Niet alle bedrijven hoeven te meten en te bemonsteren. Er zijn (fiscaal gezien) ook zogenoemde tabelbedrijven. Dit zijn grote bedrijven waarvan de vervuilingswaarde kleiner is dan 1.000 vervuilingseenheden zuurstofverbruik.

Tabelbedrijven zijn in een klasse ingedeeld die overeenkomt met de vervuilingswaarde van het bedrijf. Het Rijk of het waterschap berekent de aanslag door: het totaal aantal m3 ingenomen water (grondwater, drinkwater, grijs water of bijvoorbeeld hemel- en oppervlaktewater) in het kalenderjaar te vermenigvuldigen met de bij de klasse behorende afvalwatercoëfficiënt. Deze klasse staat in artikel 2 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009.

Meting, bemonstering en analyse van afvalwater kan voor deze bedrijven achterwege blijven. De heffingplichtige moet dan wel 2 dingen aannemelijk maken:

  • dat toepassing van de tabel niet leidt tot een vervuilingswaarde die hoger is dan 1.000 vervuilingseenheden én
  • dat er een (min of meer constante relatie) bestaat tussen de hoeveelheid ingenomen water en de vervuilingswaarde van de geloosde stoffen

Eventueel kan de belastingplichtige of de ambtenaar belast met de heffing nader onderzoek doen naar de werkelijke vervuilingswaarde per m3 ingenomen water. Aan de hand daarvan kunnen deze de daarbij behoorde klasse bepalen.

Tuinbouwkassen

Voor tuinbouwkassen waar binnen, onder een permanente opstand van glas of kunststof, gewassen worden geteeld, geldt een forfait van 3 vervuilingseenheden per hectare permanente opstand. Indien de vervuilingswaarde minder dan 5 bedraagt, is de forfaitaire regeling voor kleine bedrijfsruimten van toepassing.

Kleinschalige installatie voor afvalwaterbehandeling IBA

Een IBA is een kleinschalige installatie voor de behandeling van afvalwater van 1 of enkele woon- en of bedrijfsruimten. Via de toepassing van de forfaitaire regeling voor kleine bedrijfsruimten kan rekening worden gehouden met de veelal lagere vervuilingswaarde van deze lozingen. Voor gecertificeerde IBA-systemen met een hoog zuiveringsrendement geldt meestal het forfait van 1 vervuilingseenheid.

Tarief

Het tarief van de verontreinigingsheffing van een waterschap is gelijkgesteld aan dat van de zuiveringsheffing en verschilt per waterschap.

Het tarief van het Rijk is in de Waterwet vastgelegd en bedraagt momenteel €37,28 per vervuilingseenheid. Het tarief voor effluentlozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties van waterschappen op rijkswater bedraagt de helft van dit bedrag. Dit staat in artikel 7.6 van de Waterwet.

Vrijstellingen

Voor de volgende lozingen betaalt u geen verontreinigingsheffing volgens artikel 7.8 van de Waterwet:

  • lozingen die plaatsvinden vanuit een vuilwaterriool. Daarmee heeft de wetgever de gemeentelijke riooloverstort op het oog gehad
  • lozingen vanuit een zuiveringtechnisch werk van het waterschap op ‘eigen water´
  • lozingen van stoffen afkomstig uit een zuiveringtechnisch werk anders dan door de beheerder. Voorwaarde is dat de hoeveelheid afvalstoffen, verontreinigende stoffen of schadelijke stoffen niet is toegenomen. Deze vrijstelling ziet op het (her)gebruik van effluent afkomstig van een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap. Het gaat dan om de toepassing van dit effluent als ‘grijs water' door een bedrijf, bijvoorbeeld voor koeldoeleinden, dat anders onbelast rechtstreeks op oppervlaktewater van het waterschap zou zijn geloosd.


Delen

  • Delen op Facebook
  • Delen op LinkedIn
  • Delen op Twitter

PDF maken

  • PDF maken

Vraag het onze experts!

Heeft u een vraag over de Omgevingswet of onderliggende wetgeving? Of wilt u iets weten over praktische toepassingen of digitale voorzieningen?

Vragenformulier

Tel: 088 - 797 07 90
Bereikbaar op werkdagen van 09.00 tot 17.00 uur.

Alle informatie om je voor te bereiden op de Omgevingswet.

Interbestuurlijke samenwerking

Het programma Aan de slag met de Omgevingswet is een samenwerkingsverband van gemeenten (VNG), provincies (IPO), waterschappen (UvW) en het Rijk. Het programma ondersteunt overheden, maatschappelijke partners, bedrijven, initiatiefnemers en belanghebbenden om te kunnen werken met de wet.

Over deze site

  • Programma Aan de slag
  • Informatiepunt Ow
  • Verantwoording
  • Toegankelijkheid
  • Privacyverklaring
  • Cookies
  • Contact
  • Archief

Volg ons

  • @aandeslagow
  • Omgevingswet op LinkedIn
Rijksoverheid
Unie van Waterschappen
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Interprovinciaal overleg