Wateroverlast en ruimte
Via de instrumenten omgevingsvisie, programma en omgevingsplan kan een gemeente ervoor zorgen dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met gevolgen voor de waterhuishouding. Provincies kunnen instructieregels stellen in de omgevingsverordening. Ook de watertoets en de uitgangspunten van integraal werken en onderling afstemmen kunnen helpen om wateroverlast te voorkomen.
Wateroverlast in de omgevingsvisie
Het is al in de fase van beleidsontwikkeling belangrijk – en verplicht – om het ruimtelijk waterbeleid in samenhang te bekijken met andere thema’s in de fysieke leefomgeving. Het Rijk, provincies en gemeenten stellen een omgevingsvisie op. De omgevingsvisie bevat de hoofdlijnen voor ontwikkeling, gebruik, beheer en bescherming van de fysieke leefomgeving voor de langere termijn. In een omgevingsvisie is het vooral van belang dat alle aspecten van de fysieke leefomgeving, zoals water, natuur, bouwwerken en bodem, in samenhang bekeken worden (integraal). De Omgevingswet benadrukt dit in artikel 2.1, tweede lid. Het ruimtelijk waterbeleid vormt dus (maar) één van de onderdelen van de omgevingsvisie.
Slimme combinaties van functies
De omgevingsvisie kan beknopt beschrijven hoe de overheid op langere termijn met het thema wateroverlast wil omgaan. De omgevingsvisie moet al ingesteld zijn op het gebruik van slimme combinaties van functies, zoals natuurontwikkeling, waterveiligheid, waterberging, recreatie en landbouw.
Een voorbeeld: wateroverlast in de Omgevingsvisie provincie Noord-Holland, 2019:
‘Aanvullend op het natuurnetwerk streven we naar multifunctionele groene ruimten waarin natuur, water, recreatie en landbouw worden gecombineerd. Zoals (piek) waterbergingsgebieden die worden ingericht als natuur en recreatiegebied, en die ondersteunend kunnen zijn voor landbouwkundig watergebruik.’
‘Essentieel is dat wij zowel het landelijk als het stedelijk gebied beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Dat vergt aanpassingen in zowel de ruimtelijke inrichting als het watersysteem. Met name in gebieden waar sprake is van verdergaande verstedelijking en verdichting, waardoor bij wateroverlast en droogte de schade aan gebouwen en infrastructuur groot kan zijn. Dit speelt helemaal sterk wanneer ook sprake is van bodemdaling. (…) Met name in stedelijk gebied moet ruimte worden geboden voor het tijdelijk opvangen van water, dat vaker in piekbuien valt. In het landelijk gebied houden we daarnaast ook rekening met verdroging en verzilting.’
Doorwerking en afwijken van omgevingsvisies
De omgevingsvisie bindt alleen het bestuursorgaan dat de visie heeft vastgesteld. Van het Rijk, de provincie en de gemeente mag in principe worden verwacht dat zij handelen volgens hun eigen visie. Maar zij kunnen gemotiveerd van hun visie afwijken. Andere overheden en ook burgers en bedrijven kunnen geen beroep doen op uitspraken in de omgevingsvisie.
Voor gemeenten geldt dat de gemeentelijke omgevingsvisie bij het vaststellen van wijzigingen op het omgevingsplan leidend is. De omgevingsvisie van de provincie heeft daarnaast ook enige doorwerking naar ruimtelijke besluiten van de gemeente. Bij het vaststellen van een wijziging of afwijking van het omgevingsplan, moet de gemeente voldoende onderzoek doen naar de relevante feiten. Ruimtelijke besluiten van de gemeente moeten, net als andere bestuursrechtelijke besluiten, goed gemotiveerd worden. Een gemeente kan daarom niet zonder goede motivering afwijken van de provinciale omgevingsvisie.
Wateroverlast in een programma
Een programma bevat een uitwerking van beleid en maatregelen om bepaalde doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. Programma’s zijn, in tegenstelling tot omgevingsvisies, meer gericht op uitvoering op korte termijn. Waar in de omgevingsvisie vooral een integrale benadering van belang is, richten programma’s zich vaak op slechts één of een paar onderdelen van de fysieke leefomgeving.
Provinciaal waterprogramma
De provincie maakt een regionaal waterprogramma, dat onder meer de hoofdlijnen van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen van het regionale watersysteem bevat. In dit programma kan de provincie gebieden aanwijzen voor de waterbergingsopgave in regionaal gebied. Er is geen verplicht programma over wateroverlast.
Gemeentelijk programma
De gemeente kan een programma opstellen als ze een bepaalde doelstelling uit de omgevingsvisie meer uitvoeringsgericht wil oppakken. Bijvoorbeeld als de gemeente werk wil maken van afkoppelen.
Een voorbeeld: wateroverlast in gemeentelijk programma Twents Waternet (nog niet vastgesteld):
- Op korte termijn uitvoeren van een stresstest gericht op de kwetsbaarheid voor wateroverlast.
- Bij elk herstructureringsproject en groot onderhoud van bestaande straten/wijken wordt beoordeeld in hoeverre het verharde oppervlak afgekoppeld kan worden en in de bodem geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater kan worden geloosd.
- Het verwerken van (regen)water wordt structureel onderdeel in de plannen van de groen- en wegbeheerders.
Wateroverlast in het omgevingsplan
De gemeente kan in het omgevingsplan regels stellen die ervoor zorgen dat initiatiefnemers de fysieke leefomgeving daadwerkelijk klimaatbestendig en waterrobuust inrichten. Het omgevingsplan is het document waar voor burgers en bedrijven in staat wat er toegestaan is binnen de gemeente, en onder welke voorwaarden. De regels in het omgevingsplan kunnen inwoners of initiatiefnemers verplichten om bepaalde maatregelen te nemen tegen wateroverlast.
Een voorbeeld: wateroverlast in een omgevingsplan (uit: Handreiking decentrale regelgeving voor klimaatadaptief bouwen en inrichten):
Artikel x.1 (maximaal tuinpeil)
- Met het oog op het beperken van de gevolgen van wateroverlast is in het werkingsgebied “berging op maaiveld” het maaiveldniveau van de onbebouwde grond op een afstand van meer dan 1 m vanaf een gebouw niet hoger dan <x> cm onder de bovenkant van de begane grond vloer van dat gebouw.
- De bovenste 50 cm van de onbebouwde grond heeft een doorlatendheid van ten minste 1 m/dag
Meer voorbeelden van regelgeving die gericht is op het tegengaan van (de gevolgen van) wateroverlast staan in de Handreiking klimaatadaptief bouwen
Overige borging van het waterbelang via de watertoets en afstemming
Vanuit het Rijk geldt een instructieregel (artikel 5.37 Besluit kwaliteit leefomgeving): bij de vaststelling van een wijziging van het omgevingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen. (Zie verder de pagina 'watertoets')
Daarnaast geeft de Omgevingswet in artikel 2.2 aan dat bestuursorganen bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden rekening houden met de taken van andere bestuursorganen. Dit betekent dat gemeenten bij het opstellen van een omgevingsvisie en omgevingsplan al in een vroeg stadium de waterbelangen borgen. Andersom geldt dat waterschappen bij het opstellen van de waterschapsverordening rekening moeten houden met de taken van de gemeenten.