Beoordelingsregels aanvraag: algemeen deel
De beoordelingsregels voor de aanvraag van een omgevingsvergunning zijn van toepassing op alle vergunningplichtige milieubelastende activiteiten. Dit staat in artikel 8.7 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het gaat hier om milieubelastende activiteiten die volgens het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) vergunningplichtig zijn. Deze beoordelingsregels gelden dus niet als activiteiten door een omgevingsverordening of waterschapsverordening vergunningplichtig worden.
Ook rekening houden met Landelijk afvalbeheerplan
De vergunningverlener moet bij het beoordelen van de aanvraag op afval en afvalwaterlozingen ook rekening houden met artikel 10.14 en artikel 10.29a van de Wet milieubeheer. Dit gaat over het Landelijk afvalbeheerplan (LAP). En de voorkeursvolgorde bij maatregelen voor afval en afvalwaterlozingen.
Locaties en gebouwen in buurt van milieubelastende activiteit
De vergunningverlener houdt bij de beoordeling van de vergunningaanvraag rekening met de locaties en gebouwen in de buurt van de milieubelastende activiteit. Het gaat hier alleen om locaties en gebouwen die daar volgens het omgevingsplan, omgevingsvergunningen voor omgevingsplanactiviteiten en de omgevingsverordening mogen zijn (Bkl, artikel 8.11, lid 1).
Voorbeeld: gebouw zonder woonfunctie
Op een locatie staat een gebouw. Het omgevingsplan staat daar de functie wonen niet toe. Toch gebruiken mensen het gebouw om er illegaal te wonen. Dit kan betekenen dat het gebouw niet is beschermd tegen geurhinder of geluidsoverlast. De vergunningverlener hoeft hier dan geen rekening mee te houden bij de beoordeling van de aanvraag van een milieubelastende activiteit.
Beoordelingsregels in omgevingsverordening
In een omgevingsverordening kunnen beoordelingsregels staan over het wel of niet verlenen van een vergunning voor een milieubelastende activiteit. Dit kan gaan over een activiteit die volgens het Bal vergunningplichtig is. De vergunningverlener verleent de vergunning dan alleen als deze ook in overeenstemming is met de beoordelingsregels in de omgevingsverordening (Bkl, artikel 8.11, lid 2).
Verlenen omgevingsvergunning
De vergunningverlener mag de omgevingsvergunning alleen verlenen als de vergunningaanvraag van de initiatiefnemer de volgende aspecten bevat. Deze aspecten staan in artikel 8.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Dit zijn:
- integrale aanpak milieuverontreiniging
- hoog niveau van bescherming van het hele milieu bereiken
- alle passende preventieve maatregelen treffen
- de beste beschikbare technieken (BBT) toepassen
- geen significante milieuverontreiniging veroorzaken
- energie doelmatig gebruiken
- maatregelen tegen ongevallen treffen
- maatregelen bij einde milieubelastende activiteit treffen
Informatiedocumenten beoordeling omgevingsvergunningaanvraag
De vergunningverlener moet bij de beoordeling van de aanvraag rekening houden met de informatiedocumenten uit bijlage XVIII, onder B. Dit doet de vergunningverlener bij de eerste 5 van de hierboven genoemde aspecten.
Het gaat om de volgende informatiedocumenten:
Integrale aanpak milieuverontreiniging
Het bedrijf moet de milieuverontreiniging door zijn activiteit integraal voorkomen of beperken. Door deze beoordelingsregel ligt de nadruk op een integrale aanpak. Dus de vergunningverlener beoordeelt de milieugevolgen van verschillende milieuthema's in samenhang. Voorbeelden van milieuthema's zijn lucht, water, bodem en energiegebruik. Meer informatie vindt u op de overzichtspagina Thema's.
Het begrip milieuverontreiniging heeft een brede toepassing. Ook onderwerpen als warmte en elektromagnetische straling vallen hieronder.
Hoog niveau van bescherming hele milieu bereiken
De activiteit mag geen uitstoot (in vaktaal: emissies) in de lucht, het water en de bodem veroorzaken. Ook mag er geen afval ontstaan. Als dit niet mogelijk is, moet het bedrijf de uitstoot of het afval beperken. Dat is nodig om een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te bereiken.
Alle passende preventieve maatregelen treffen
Het bedrijf moet alle passende preventieve maatregelen nemen. Dit zijn maatregelen die milieuverontreiniging voorkómen. Bijvoorbeeld door voor de start van een activiteit de ramen te sluiten om geurhinder te voorkomen. Of door vooraf zorgvuldig de benodigde hoeveelheid materiaal te inventariseren. Zo kan het bedrijf het ontstaan van afvalstoffen zoveel mogelijk voorkomen.
De beste beschikbare technieken toepassen
Het bedrijf moet de beste beschikbare technieken (BBT) toepassen om de leefomgeving te beschermen. De vergunningverlener houdt bij de beoordeling rekening met:
Er zijn niet altijd BBT-conclusies voor een (deel van een) activiteit of type productieproces. Ook kan het voorkomen dat een BBT-conclusie niet alle mogelijke milieueffecten van de activiteit of het proces behandelt. In deze gevallen moet de vergunningverlener zelf bepalen wat de BBT zijn. Hierbij houdt de vergunningverlener rekening met de criteria uit artikel 8.10 lid 2 van het Bkl.
Geen significante milieuverontreiniging veroorzaken
Een milieubelastende activiteit mag geen beduidende (in vaktaal: significante) milieuverontreiniging veroorzaken. De wet geeft niet aan wat een significante verontreiniging is. De vergunningverlener beoordeelt wanneer dit het geval is. Daarbij kijkt de vergunningverlener naar
- de bestaande toestand van het milieu
- de gevolgen die de activiteit kan veroorzaken voor het milieu, de gezondheid en de veiligheid
Beoordeling gaat ook over te verwachten ontwikkelingen
Bij de beoordeling gaat het om de bestaande omgeving. Maar ook om ontwikkelingen in de omgeving van de milieubelastende activiteit die redelijkerwijs te verwachten zijn. Bijvoorbeeld als al bekend is dat er een woonwijk komt. In dat geval moet de vergunningverlener hier alvast rekening mee houden. Bijvoorbeeld bij de beoordeling van geurhinder van een milieubelastende activiteit. Ook kan het gaan om ontwikkelingen van de activiteit zelf, zoals voorzienbare uitbreidingen. De ontwikkelingen moeten wel voldoende concreet zijn. Ook dit beoordeelt de vergunningverlener per geval.
Lokale regels
Bij de beoordeling op significante verontreiniging moet de vergunningverlener ook rekening houden met (Bkl, artikel 8.9 lid 3 en 4):
- het omgevingsplan. Het omgevingsplan kan een belangrijke rol spelen bij de beoordeling of sprake is van significante milieuverontreiniging. In het omgevingsplan staan regels over geluid, trillingen, geur en externe veiligheid.
- verleende omgevingsvergunningen voor omgevingsplanactiviteiten
- de omgevingsverordening
- de waterschapsverordening
- informatiedocumenten voor de beoordeling van een omgevingsvergunningaanvraag (Bkl, bijlage XVIII, onderdeel B)
Energie doelmatig gebruiken
Het bedrijf moet bij het uitvoeren van de milieubelastende activiteit de benodigde energie doelmatig gebruiken. Dit betekent dat het bedrijf energieverspilling zoveel mogelijk moet voorkomen. De vergunningverlener beoordeelt hierop de vergunningaanvraag.
Maatregelen treffen tegen ongevallen
Het bedrijf moet alle nodige maatregelen treffen om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken. Arbeidsveiligheid valt hier overigens niet onder. Want die is geen onderdeel van de fysieke leefomgeving.
Artikel 8.10a van het Bkl geeft aan waar het bedrijf bij het nemen van maatregelen in ieder geval rekening mee moet houden. Bij maatregelen voor risico’s van branden, rampen en crises (zoals bedoeld in artikel 10, onder a en b, van de Wet veiligheidsregio's) gaat het in ieder geval om:
- het voorkomen, beperken en bestrijden van die branden, rampen en crises
- de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen
- de geneeskundige hulpverlening aan personen
Bij maatregelen om ongevallen te voorkomen of te beperken houdt het bedrijf in ieder geval rekening met:
Maatregelen bij einde milieubelastende activiteit treffen
Bij het einde van de milieubelastende activiteit moet het bedrijf maatregelen nemen om milieuverontreiniging van het terrein te voorkomen of te beperken. Het bedrijf moet de nodige maatregelen treffen zodat na het einde van de activiteit het terrein weer geschikt is voor een volgend (ander) gebruik. De vergunningverlener kan hiervoor voorschriften opnemen in de vergunning.