Driftbeperkende maatregelen
Drift is het verwaaien van kleine druppels gewasbeschermingsmiddelen naar de omgeving. In het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL) zijn verschillende maatregelen opgenomen om drift naar oppervlaktewater en de leefomgeving zoveel te beperken. Bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet een driftreducerende spuittechniek worden toegepast. Bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen langs de sloot moet een teeltvrije zone worden aangehouden. Ook is een maximale windsnelheid (5 meter/seconde) opgenomen waarbij nog gespoten mag worden.
Driftreducerende spuittechniek
Bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen bij de teelt van gewassen in de open lucht of op braakliggend land moet een spuittechniek worden gebruikt die de drift met ten minste 75% reduceert. De driftreductie van een spuittechniek wordt bepaald ten opzichte van een vastgestelde referentietechniek. De verplichting voor het toepassen van een driftreducerende spuittechniek geldt voor het hele perceel, dus niet alleen bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen langs de sloot.
De in het besluit voorgeschreven driftreductie is afhankelijk van de teeltvrije zone die wordt aangehouden. Voor een aantal gewassen geldt dat wanneer gekozen wordt voor een smallere teeltvrije zone, een spuittechniek moet worden gebruikt met ten minste 90% driftreductie.
Ook het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb) kan in het wettelijk gebruiksvoorschrift van een gewasbeschermingsmiddel eisen stellen aan de driftreductie van spuittechnieken. Het kan daarbij ook gaan om 95%, 97,5% of 99% driftreductie.
Voldoen aan randvoorwaarden
Belangrijk voor het halen van de driftreductie is dat de spuitechniek correct wordt toegepast. De gebruiker moet zich houden aan de randvoorwaarden en instellingen die aan de spuittechniek zijn gekoppeld. Relevante randvoorwaarden voor het behalen van de vereiste driftreductie zijn het gebruik van de juiste spuitdoppen, spuitdruk, spuitdophoogte, hoeveelheid lucht en de rijsnelheid. Bij niet correcte toepassing kan de drift en de neerslag van die drift op oppervlaktewater toenemen. Hierdoor zullen gewasbeschermingsmiddelen in normoverschrijdende concentraties in oppervlaktewater worden aangetroffen. Dit zal de toelating van zo’n middel en ook de breedte van het pakket gewasbeschermingsmiddelen onder druk zetten.
Teeltvrije zone
Bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen langs een sloot moet een teeltvrije zone (bufferstrook) worden aangehouden. Een teeltvrije zone is multifunctioneel:
- het vermindert de drift en afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater
- het vermindert de afspoeling van meststoffen en zware metalen
- het heeft vanaf een bepaalde breedte positieve effecten op de biodiversiteit en het landschapsbeheer
De breedte van de teeltvrije zones die moet worden aangehouden is afhankelijk van het gewas dat wordt geteeld en van de gebruikte spuittechniek of andere maatregelen zoals vanggewassen of emissieschermen. Ook de intensiteit waarmee de gewassen bespoten worden en of er sprake is van opwaartse of neerwaartse bespuiting is mede bepalend voor de breedte van de teeltvrije zone.