Rijksregels lozingsactiviteit op oppervlaktewater of zuiveringtechnisch werk
Er gelden algemene regels, meldingsplichten of vergunningplichten vanuit het Rijk voor lozingsactiviteiten. Welke dat zijn hangt af van de herkomst van de lozing en het soort water waarop die plaatsvindt.
Onderverdeling typen lozingsactiviteiten
Er zijn algemene regels en vergunningplichten waaraan een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk moet voldoen. Deze staan in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De regels zijn onder te verdelen in:
- Rijksregels voor lozingsactiviteiten afkomstig van een milieubelastende activiteit waarop het Bal van toepassing is (op rijkswater en regionaal water)
- Rijksregels voor lozingsactiviteiten op rijkswater
- Rijksregels voor pleziervaart op rijkswater en regionaal water
- Rijksregels voor lozingsactiviteiten vanaf schepen in binnenwateren (op rijkswater en regionaal water)
De regels van het Bal gelden voor degene die de activiteit verricht. Diegene draagt immers zorg voor de naleving van de regels.
Voor de door het Rijk geregelde lozingsactiviteiten geldt de specifieke zorgplicht.
Lozingsactiviteit op een rijkswater
Algemene Regels
Deze uitleg betreft alleen lozingsactiviteiten die niet voortkomen uit een milieubelastende activiteit. Er zijn ook rijksregels voor lozingsactiviteit vanuit een milieubelastende activiteit op oppervlaktewater of zuiveringtechnisch werk.
De regels voor lozingsactiviteiten op rijkswater (niet uit een milieubelastende activiteit) staan in de hoofdstukken 6 en 7 van het Bal. En deels in hoofdstuk 17 van het Bal (regels voor pleziervaart ). Hoofdstuk 7 gaat alleen over de activiteiten in de Noordzee.
In het Bal staat de term: oppervlaktewaterlichaam in het beheer bij het Rijk. Dit is kortweg gelijk aan rijkswater, inclusief de uiterwaarden bij de rivieren.
In hoofdstuk 6 staan inhoudelijke regels voor overige lozingsactiviteiten op rijkswater. Die regels kunnen ook gelden voor activiteiten die onder hoofdstukken 2 tot en met 5 vallen, als ze niet specifiek voor die activiteiten zijn. Dus bijvoorbeeld voor lozen van regenwater van een kantoorgebouw bij een chemisch bedrijf.
De regels in hoofdstuk 6 zijn onderverdeeld in de volgende paragrafen:
- paragraaf 6.2.1: regels voor bouwwerken, werken en objecten
- paragraaf 6.2.4: regels voor het lozen van huishoudelijk afvalwater
- paragraaf 6.2.6: regels voor het telen en kweken in een oppervlaktewaterlichaam
- paragraaf 6.2.7: regels voor andere lozingen; dit zijn niet in andere paragrafen genoemde lozingen
Regels voor andere lozingen gaan zowel over het op het rijkswater lozen via een pijp (uitstroomvoorziening), zoals bijvoorbeeld een vergunningplicht voor het lozen van meer dan 5000 m3 water per uur, maar ook over lozingen anders dan via een pijp, zoals lozingen afkomstig van het onderhouden van de scheepshuid van schepen.
Lozingen vanuit een milieubelastende activiteit én op een rijkswater
Voor lozingen vanuit een milieubelastende activiteit op een rijkswater gelden de regels van hoofdstuk 2 tot en met 5 van het Bal. Daarnaast gelden bij lozen op rijkswater ook hoofdstuk 6 en op de Noordzee hoofdstuk 7.
Voor lozingen vanuit een milieubelastende activiteit op een ander water dan een rijkswater geldt hoofdstuk 6 niet.
Meldingsplicht in hoofdstuk 6
Het Bal geeft in hoofdstuk 6 een meldingsplicht voor de volgende lozingsactiviteiten op een rijkswater:
- het brengen van stoffen, water of warmte, afkomstig van het bouwen, reinigen, conserveren, of slopen van bouwwerken (artikel 6.20 Bal)
- het lozen van huishoudelijk afvalwater (artikel 6.41 Bal)
- het lozen van afvalwater bij het opslaan van uitlogende goederen (artikel 6.56a Bal)
- het lozen van afvalwater afkomstig van het telen of kweken van gewassen in een gebouw (geen kas) (artikel 6.56e Bal)
- het lozen van afvalwater afkomstig van het graven in de bodem (als het lozen minstens 48 uur duurt), het saneren van de bodem en van een grondwatersanering (artikel 6.56ha Bal)
Bevoegd gezag
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is bevoegd gezag voor meldingen, maatwerkvoorschriften en gelijkwaardige maatregelen op grond van hoofdstuk 6 van het Bal. Op grond van artikel 18.2 van de Omgevingswet is hij ook bevoegd gezag voor de handhaving van de voorschriften van hoofdstuk 6 van het Bal.
Vergunning, beoordelingsregels en voorschriften
Vergunningplicht
Voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk staan de vergunningplichtige gevallen aangewezen in artikel 6.55 van het Bal.
Beoordelingsregels vergunning
De beoordelingsregels voor de omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit staan in artikel 8.84 en 8.88 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Deze beoordelingsregels gelden alleen voor de vergunningplichtige lozingsactiviteiten in het Bal.
De pagina over ‘Rijksregels lozingsactiviteit vanuit een milieubelastende activiteit’ geeft een toelichting op deze beoordelingsregels. De waterschappen (en eventueel de provincies) die een vergunningplicht instellen voor lozingen op regionale wateren, moeten de beoordelingsregels in hun verordening opnemen (artikelen 6.2 en 7.12 van het Bkl).
Beoordelingsregels vergunning
De op te nemen voorschriften voor de omgevingsvergunning voor een vergunningplichtige lozingsactiviteit in het Bal staan in het Bkl. Dit volgt uit artikelen 8.85 , 8.92 en 8.93 van het Bkl. Bij ‘Rijksregels lozingsactiviteit vanuit een milieubelastende activiteit’ staat een toelichting op deze vergunningvoorschriften.
Vergunningaanvragen en meldingen ontvangen
Overheden ontvangen digitale vergunningaanvragen en meldingen via het Omgevingsloket. Hiervoor sluiten ze aan op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Lees meer over vergunningaanvragen en meldingen in het DSO.
Rijksregels voor pleziervaart
Er geldt een verbod op lozen van toiletwater vanuit pleziervaart op binnenwateren. Dat staat in hoofdstuk 17 van het Bal. Dit verbod geldt voor de pleziervaart in heel Nederland. Het waterschap hoeft dit verbod dus niet in de waterschapsverordening op te nemen.
Specifieke zorgplicht voor lozingsactiviteiten
De specifieke zorgplicht houdt in dat degene die een lozingsactiviteit uitvoert:
- alle mogelijke maatregelen neemt om negatieve gevolgen te voorkomen
- als die gevolgen niet kunnen worden voorkomen ze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt
- als de gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt moet de lozingsactiviteit achterwege blijven voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd
De belangen waarvoor de algemene regels voor lozingsactiviteiten zijn gesteld staan in:
- artikel 2.2 van het Bal voor de lozing van afvalwater en koelwater afkomstig van milieubelastende activiteiten
- artikel 6.2 van het Bal voor lozingsactiviteiten op rijkswater
- artikel 7.2 van het Bal voor lozingsactiviteiten op de Noordzee
- artikel 17.6 van het Bal voor lozingsactiviteiten vanaf schepen in binnenwateren
Naast de specifieke zorgplicht gelden regels voor ongewone voorvallen.
Begrip: Zorgplicht
De zorgplicht in de Omgevingswet geldt voor overheden, bedrijven en burgers. De wet kent een algemene zorgplicht, een algemeen verbod en een specifieke zorgplicht.
De algemene zorgplicht houdt in dat zowel overheden, bedrijven als burgers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Het algemeen verbod houdt in dat het verboden is een activiteit te verrichten of na te laten als daardoor aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving (dreigen te) ontstaan.
Een specifieke zorgplicht is toegespitst op specifieke activiteiten voor concreet genoemde belangen. Zoals het regelmatig legen van een lekbak.
Lees meer over het begrip zorgplicht in de Omgevingswet.