Ga naar de inhoud
Aan de slag met de Omgevingswet
Zoeken in deze site
Kruimelpad
Home  Thema's  Water  Waterveiligheid  Primaire waterkeringen  Beoordelen primaire waterkeringen  Vraag en antwoord WBI  Documentatie WBI  Piping 
Menu
  • Home
  • Actueel
  • Bijeenkomsten
  • Regelgeving
  • Digitaal stelsel
  • Implementatie
  • Thema's
  • Contact

Wat voor (maximale) dikte van het watervoerend pakket dient in een dergelijke situatie aangehouden?

Wanneer een pipingberekening wordt uitgevoerd met Sellmeijer moet de dikte van het watervoerende zandpakket (aquifer) worden opgegeven. Op sommige locaties in Nederland heeft de pleistocene zandlaag een zeer grote dikte (>100 m).
Mijn vraag is: Wat voor (maximale) dikte van het watervoerend pakket dient in een dergelijke situatie aangehouden te worden?

Voor het toetsen van het deelmechanisme terugschrijdende erosie van het toetsspoor Piping is de dikte van het watervoerend (zand)pakket (aquifer) één van de invoerparameters. De dikte van de aquifer hoeft in de praktijk niet gelijk te zijn aan de gehele Pleistocene zandlaag, maar neemt niet weg dat de mogelijkheid bestaat dat de gehele Pleistocene zandlaag als aquifer beschouwd kan worden voor de toets op Piping.
Voor het schematiseren van de onderzijde van de aquifer worden aanwijzingen gegeven in de schematiseringshandleiding Piping (paragraaf 7.2.5). Hierin is aangegeven dat de dikte van de aquifer is gekoppeld aan de doorlatendheid (de zogenaamde kD-waarde). Het gaat in de schematisering voor het deelmechanisme terugschrijdende erosie om de doorlatendheid van de aquifer. Deze moeten op elkaar zijn afgestemd en kunnen dus niet los van elkaar worden gezien en bepaald. Dus kiest men ervoor om de grote diepte van de onderkant van de aquifer in rekening te brengen, dan zal men dus ook bedacht moeten zijn om de specifieke doorlatendheid (k) af te stemmen op deze dikkere aquifer. Daarnaast staat de dikte van de aquifer in de aangepaste rekenregel van Sellmeijer in verhouding met de aanwezige kwelweglengte. Met de aangepaste rekenregel van Sellmeijer kan ingeschat worden wat voor een specifieke situatie of schematisatie het effect van een grotere dikte van het watervoerend pakket is.
In WBI-SOS (de globale stochastische ondergrondschematisatie voor WBI) is de onderkant van de watervoerend zandlaag gemaximaliseerd tot 40 m –mv. Deze diepte kan worden aangehouden, tenzij uit de aangepaste rekenregel van Sellmeijer wordt aangetoond dat een grotere dikte van het watervoerend pakket effect heeft op het resultaat.

[17081306]



Delen

  • Delen op Facebook
  • Delen op LinkedIn
  • Delen op Twitter

PDF maken

  • PDF maken

Vraag het onze experts!

Heeft u een vraag over de Omgevingswet of onderliggende wetgeving? Of wilt u iets weten over praktische toepassingen of digitale voorzieningen?

Vragenformulier

Tel: 088 - 797 07 90
Bereikbaar op werkdagen van 09.00 tot 17.00 uur.

Alle informatie om je voor te bereiden op de Omgevingswet.

Interbestuurlijke samenwerking

Het programma Aan de slag met de Omgevingswet is een samenwerkingsverband van gemeenten (VNG), provincies (IPO), waterschappen (UvW) en het Rijk. Het programma ondersteunt overheden, maatschappelijke partners, bedrijven, initiatiefnemers en belanghebbenden om te kunnen werken met de wet.

Over deze site

  • Programma Aan de slag
  • Informatiepunt Ow
  • Verantwoording
  • Toegankelijkheid
  • Privacyverklaring
  • Cookies
  • Contact
  • Archief

Volg ons

  • @aandeslagow
  • Omgevingswet op LinkedIn
Rijksoverheid
Unie van Waterschappen
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Interprovinciaal overleg