Amsterdam, Beuningen, Den Helder, Maastricht, Overbetuwe, Tynaarlo (Platform31): Flexibele bestemmingsplannen
“Flexibele bestemmingsplannen helpen bij het stimuleren van ontwikkelingen. Het faciliteren én verzilveren van ontwikkelingen blijft daarnaast hard werken: verbindingen leggen, kansen benutten.”
Maarten Hoorn, projectleider Platform31
Situatie
Bestemmingsplannen kennen beperkingen als het gaat om snel en flexibel inspelen op nieuwe omstandigheden en veranderende wensen van de gebruikers. Zes gemeenten gaan in een experiment na of het ruimtegebruik meer flexibel valt te reguleren.
Doelstelling
Het doel van het experiment ‘Flexibele bestemmingsplannen’ is om te onderzoeken waar en wanneer functies en regels kunnen worden ‘los’ gelaten om zo meer en sneller ruimte te maken voor nieuwe ontwikkelingen en initiatieven, zowel in bestaande bouw als op herontwikkelings- en uitleglocaties. De experimenten volgen onder andere de gedachte van de uitnodigingsplanologie: ‘Alles mag, tenzij ...’. De experimenten zijn bedoeld om in de aangegeven gebieden ofwel een nieuwe gewenste ontwikkeling tot stand te brengen of de toegankelijkheid en eenvoud van de plannen te vergroten en om kennis op te doen voor de Omgevingswet.
Stand van zaken
De experimenten vinden plaats in de volgende gemeenten en gebieden:
Amsterdam: voormalig bedrijventerrein Cruquiusgebied
Ontwikkeling op basis van een juridisch verankerde ‘spelregelkaart’ en verwerven van draagvlak onder buurtbewoners en andere belanghebbenden. Zie afzonderlijke projectbeschrijving Cruquiusgebied.
Beuningen: het gebied van Laan 1945
Door meer planologische flexibiliteit te bieden hoopt de gemeente op initiatieven die leiden naar een ontwikkeling met meer voorzieningen en een centrumfunctie in een deel van het dorp Weurt dat nu hoofdzakelijk de bestemming ‘wonen’ kent.
Zie afzonderlijke projectbeschrijving Laan 1945.
Den Helder: de wijk Nieuw Den Helder
De gemeente wil maatschappelijk initiatief mogelijk maken bij de sloop c.q. nieuwbouw en toch regie blijven voeren. Naast wonen moet ruimte ontstaan voor andere functies. Het nieuw vastgestelde bestemmingsplan is toch op “oude leest” geschoeid, omdat te weinig tijd beschikbaar bleek om de experimentele aanpak uit te denken en door te voeren.
Maastricht: Tapijn-terrein (voormalig NAVO-terrein)
In de komende 10-15 jaar wordt het terrein getransformeerd tot een gebied met onderwijs gerelateerde functies. De gemeente wil ruimte geven voor tijdelijk gebruik. De Universiteit van Maastricht en de provincie Limburg hebben samen de gebouwen en een deel van de omliggende terreinen gekocht, de gemeente Maastricht de overige terreinen.
De partijen hebben gezamenlijk een Programma van Eisen opgesteld waarin het herbestemmen van Monumentale gebouwen centraal staat. De aanvullende nieuwe bebouwing moet flexibiliteit bieden om op andere toekomstige functies in te kunnen spelen. Het uitgangspunt is een casco bebouwing met standaard beukmaten, waardoor flexibel is om te gaan met de invulling. De aanbestedingsprocedure voor het schetsontwerp van het gebied is gestart op basis van het Programma van Eisen. Hiervoor is een schetsontwerp opgesteld. Het ontwerp-bestemmingsplan ligt vanaf 4 maart 2016 zes weken ter inzage. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat voor het gehele gebied een globale bestemming met flexibele invulling geldt waarvan via een binnenplanse ontheffing gebruik kan worden gemaakt. In een extra laag wordt het schetsontwerp direct mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Eventuele afwijkingen van het schetsontwerp die wel passen binnen de visie en uitgangspunten voor het gebied kunnen zo gemakkelijk worden doorgevoerd zonder lange procedure.
Overbetuwe: dorpen Zetten en Hemmen
De beheersbestemmingsplannen binnen de gemeente werden steeds dikker en lastiger te lezen. Hoewel alle regels behoorlijk dichtgetimmerd leken, waren veel regels toch nog voor verschillende interpretatie vatbaar. De gemeente wil daarom makkelijker en eenvoudiger regels.
De basisgedachte van de aanpak van de gemeente Overbetuwe voor het bestemmingsplan voor de dorpen Zetten en Hemmen is de mensen te vragen welke flexibiliteit zij in het bestemmingsplan wensen. Dit wordt gedaan aan de hand van een aantal stellingen. De gemeente bedenkt deze stellingen niet zelf, maar haalt ze op uit de samenleving. Om tot een eerste invulling van de stellingen te komen, organiseerde de gemeente een openbare bijeenkomst. Op basis van de reacties van deze eerste bijeenkomst zijn stellingen online gepubliceerd op een platform en bestond de mogelijkheid om offline te reageren in een oud schoollokaal. Er is actief geïnvesteerd om zo veel mogelijk mensen deel te laten nemen aan het platform. Dit is gedaan door met veel stakeholders en shareholders te spreken. Zo is een sneeuwbaleffect gecreëerd, waardoor steeds meer mensen ambassadeur voor het project werden. Daarnaast zijn op markten bestemmingsplantjes en flyers uitgedeeld en is met posters geprobeerd veel mensen te bereiken.
In een eerste ronde (naar aanleiding van de resultaten van de georganiseerde bijeenkomst) was het mogelijk stellingen te formuleren. Doel van de stellingen was om na te gaan welke flexibiliteit gewenst is in een gebied. Vervolgens is gestemd op de verschillende stellingen. Uitgangspunt is dat de stellingen met meer dan 80 procent van de stemmen overgenomen worden in het bestemmingsplan. Het opstellen van het bestemmingsplan is de volgende stap. Hieraan wordt nu gewerkt. Het doel van dit bestemmingsplan is om met weinig bestemmingen en weinig regels per bestemming te werken, waardoor een heldere regeling ontstaat. Door zo min mogelijk regels te stellen, ontstaat vanzelf een bepaalde mate van flexibiliteit.
Tynaarlo: De Bronnen
De gemeente wilde zich bij de nieuwbouwwijk van maximaal 300 woningen beperken tot een stedenbouwkundige structuur/visie en de invulling overlaten aan ontwikkelaars en particuliere bouwers. De gemeente wilde het plan organisch laten groeien. Elke fase moest wel als een afgerond geheel worden gerealiseerd. Deze aanpak had als voordeel dat op elk willekeurig moment met de ontwikkeling gestopt zou kunnen worden, mocht op de langere termijn de realisatie van de volledige wijk niet meer mogelijk zijn. Het globale bestemmingsplan met een structuurvisie en beeldkwaliteitsplan is opgesteld. Nadat het bestemmingsplan in concept gereed was, heeft het nieuw aangetreden college het project De Bronnen beëindigd. Het bestemmingsplan wordt niet in procedure gebracht.
Volgende stappen
In de 11e tranche van de Chw hebben de deelnemende gemeenten verzocht de termijn waarbinnen het experimentele bestemmingsplan moet worden vastgesteld met twee jaar te verlengen tot 1 juli 2018.
Waarom Chw?
De zes gemeenten experimenteren met nieuwe vormen van bestemmen en uitnodigingsplanologie. Via de Chw kan afgeweken worden van onder andere de Wro. Het is de verwachting dat deze benadering initiatiefnemers uitdaagt om zich meer met de ontwikkeling van het gebied bezig te houden. De gemeente zal daarbij wel kaders aangeven om rechtszekerheid te bieden aan omwonenden en andere belanghebbenden.
Ervaring en resultaten Chw
Platform31 heeft als begeleider van het experiment een onderzoek (“Flexibele bestemmingsplannen stimuleren gebiedsontwikkeling”) laten uitvoeren om de experimenten te ondersteunen. De belemmeringen om flexibel te opereren zitten voor een belangrijk deel niet in de regelgeving, maar in de ingesleten werkwijze van de overheden en in de veronderstelling dat meer flexibiliteit minder rechtsbescherming van de burger zou betekenen. De overheden moeten zich de vaardigheden van de uitnodigingsplanologie eigen maken: procesmanagement, gebiedsregie, verbinden en verleiden. Ook constateren ze dat de planologie ondergeschikt is geraakt aan het juridische instrumentarium. Het bestemmingsplan is topzwaar. Het experiment biedt gelegenheid om ballast over boord te gooien.
In 2015 heeft Platform31 het experiment geëvalueerd. Hieruit blijkt dat het merendeel van de experimentgemeenten positief staan ten opzichte van de flexibiliteit. De toekomst is immers onzeker. Om flexibiliteit goed mogelijk te maken, zal normering in een bestemmingsplan minder strikt moeten. Een langere planperiode die met de Crisis- en herstelwet voor het experiment mogelijk is en het verlichten van de uitvoerbaarheidseis, zorgen voor het beter toepassen van flexibiliteit. Zo kunnen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waarover nog geen absolute zekerheid bestaat en kan je inspelen op toekomstige ontwikkelingen, zonder dat nu al duidelijk is wat deze inhouden.
Het experiment ‘flexibele bestemmingsplannen’ maakt duidelijk dat er meer nodig is dan wettelijke bepalingen die flexibiliteit in plannen faciliteren. Het huidige stelsel biedt al diverse opties voor flexibiliteit, maar deze worden vaak niet benut. De open houding die het ‘willen maken van een flexibel plan’ met zich meebrengt is cruciaal.