'Alles draait om veiligheid en stabiliteit op het spoor' – managers aan het woord: Adri Scharpach
Lijnmanagers van verschillende rijkspartijen spelen een cruciale rol in de praktijk van vergunningverlening. Wie zijn die managers, wat doen ze en wat betekent de Omgevingswet voor hun dagelijkse praktijk? In deze serie interviews maken we kennis met lijnmanagers van verschillende rijkspartijen. Deze keer spreken we met Adri Scharpach, manager Veiligheid, Milieu en Juridisch Beheer bij ProRail.
Wat is uw rol en verantwoordelijkheid binnen vergunningverlening met betrekking tot de Omgevingswet?
'In mijn functie bij ProRail ben ik verantwoordelijk voor het beoordelen en verlenen van vergunningen aan initiatiefnemers die bouwactiviteiten in de nabijheid van het spoor willen ondernemen.'
'ProRail heeft mandaat van de minister om zo'n vergunning te verlenen. Dat gebeurde tot nu toe op basis van artikel 19 van de Spoorwegwet. Met de invoering van de Omgevingswet verschuift deze verantwoordelijkheid naar de omgevingsvergunning voor activiteiten in een beperkingengebied. Dit betekent dat wij nu toezicht houden op activiteiten die directe invloed kunnen hebben op de hoofdspoorwegen en de aangrenzende gronden.'
Welke soorten vergunningen vallen onder de verantwoordelijkheid van ProRail? Hoe verschillen ze van vergunningen die onder ZBO's vallen?
ProRail heeft de verantwoordelijkheid voor een specifiek type vergunning, namelijk de artikel 19-vergunning van de Spoorwegwet. Dat artikel zich richt op bouwactiviteiten in de nabijheid van het spoor. Deze vergunningen zijn uniek omdat ze zich specifiek richten op de veiligheid van het spoorwegnetwerk. Daarbij geldt: artikel 22 (ontheffing) blijft onderdeel uitmaken van de Spoorwegwet.
ProRail is geen zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Er waren ooit plannen om de spoorwegbeheerder deze status te geven. De vergunningen die door ProRail worden beoordeeld, betreffen uitsluitend het spoornet en dat doen we namens de minister. Daarin zit dus een verschil met vergunningen die door ZBO's worden uitgegeven, ZBO's doen dat op basis van een wettelijke taak aan hen toegekend. Dikwijls is ook sprake van een bredere reikwijdte en heeft de vergunning betrekking op diverse aspecten van openbare diensten en infrastructuur.
Daarnaast beschikken we over het mandaat om tracébesluiten te nemen, maar dat betreft geen vergunningen.
Wat kunt u vertellen over de relatie met andere overheden zoals gemeenten en provincies in het kader van vergunningverlening?
'In de context van vergunningverlening en in voorbereiding op de Omgevingswet werken we samen met andere overheden, zoals gemeenten. Bijvoorbeeld door middel van ketentesten. Wanneer een partij het spoor wil kruisen, zijn wij zelf de vergunningverleners. In gevallen waarbij een bouwproject zowel een bouwvergunning als een spoorvergunning vereist, hebben wij een adviserende rol met instemmingsbevoegdheid.'
'Een ander belangrijk aspect van onze relatie met andere overheden is de coördinatie met de handhavingsinstantie: de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die toezicht houdt op de naleving van de spoorwegwetgeving.'
Hoe kijkt u aan tegen de praktijk van vergunningverlening; wat vraagt dit van vergunningverleners? Kunt u iets vertellen over de positionering van vergunningverleners binnen de beleidscyclus?
'De mate van participatie binnen de Omgevingswet wordt groter. Dus je moet een wat meer open mind aannemen als vergunningverlener. En ook de manier hoe je met een vergunningtraject omgaat, vraagt meer bestuurlijke sensitiviteit.'
'Tegelijkertijd: de kaders voor vergunningverlening in de onmiddellijke nabijheid van het spoor zijn stringent en met reden. Je kunt natuurlijk altijd een vergunning verlenen. Maar de voorzorgsmaatregelen maken dat het een duur project kan worden. Je probeert er dan samen met de initiatiefnemer uit te komen, met inachtneming van de veiligheidseisen. Met als insteek: wat is voor jullie het beste en wat is voor ons het beste? In ons geval heeft het adagium 'ja, tenzij' iets meer beperkingen voor ons dan andere organisaties. Als tijdelijk een weg wordt versperd, is er niet zoveel aan de hand, want je kunt er omheen. Maar bij het spoor is dat ongebruikelijk omdat het, zonder inhaalsporen, onmogelijk is.'
Hoe gaat u daar intern mee om? Hoe ziet dat proces eruit?
'De vergunningaanvragen komen binnen bij onze juridische afdeling. Vervolgens zetten we ze uit binnen onze organisatie. Dat gebeurt afhankelijk van wat de plannen zijn en welke disciplines daarbij betrokken moeten zijn.'
'Dan kan het bijvoorbeeld gaan om een vergunningaanvraag waarbij het spoor wordt gekruist met nieuwe leidingen, of bijvoorbeeld bij de bouw van een nieuwe brug en het plaatsen van pilaren of waterbemaling. In deze en andere gevallen wordt getoetst wat de gevolgen zijn voor de veilige berijdbaarheid en beschikbaarheid van het spoor. En soms zetten we de vraag uit bij een andere partij omdat we weliswaar wel de kennis in huis hebben, maar niet de capaciteit. Dan gaat het bijvoorbeeld om elektromagnetische compatibiliteit (EMC). Dat is het voorkómen van elektromagnetische beïnvloeding in en tussen elektrische en elektronische componenten en systemen. Dat is echt een vak apart.'
Zijn er specifieke uitdagingen of problemen die u bent tegengekomen bij het implementeren van de Omgevingswet met betrekking tot vergunningverlening rondom het spoor?
'Bij het behandelen van een meervoudige vergunning doen zich nog wel wat uitdagingen voor. Bijvoorbeeld op het gebied van toezicht en handhaving. Niet iedereen is even vertrouwd met het werken in de spooromgeving. Je moet gepokt en gemazeld zijn om dat toezicht goed te kunnen uitoefenen. De spooromgeving kent ook specifieke gevaren en dan wil je geen mensen op het terrein hebben die niet gewend zijn daarmee om te gaan.'
'Als een gemeentelijk toezicht- en handhavingsambtenaar zich op een spoorterrein begeeft, moet er wel het besef zijn dat daar andere regels gelden. Als bij een meervoudige aanvraag een deel van een spoorterrein is betrokken, is het wel zaak dat degene die daar zijn/haar deel van de toezicht- en handhavingstaak uitvoert, weet wat daar gebeurt. Je ziet met het blote oog niet dat het spoor een paar millimeter is verzakt, maar dat kan wel een wereld van verschil uitmaken.'
Welke ontwikkelingen verwacht u in de toekomst met betrekking tot de vergunningverlening onder de Omgevingswet?
'Ons mandaat is er louter op gericht dat de veiligheid en stabiliteit van het spoor niet negatief wordt beïnvloed. De energietransitie vormt wel een uitdaging en dan vooral de vraag hoe toekomstige ontwikkelingen op dat vlak niet ten koste gaan van die veiligheid en stabiliteit. Bijvoorbeeld als het gaat om elektromagnetische compatibiliteit en de waterhuishouding.'
Wat is in uw ogen van wezenlijk belang voor vergunningverlening in relatie tot de Omgevingswet?
'Bij een vergunningaanvraag helpt het als je tijdig met elkaar in overleg treedt. Dat je tijdig weet wat nu precies de bedoeling is en waar je tegenaan loopt. Straks krijgen wij van de gemeente een vergunningaanvraag voorgelegd, waarop wij binnen een bepaalde termijn moeten reageren. Dat is wel spannend. Het komt aan op het zoeken van het goede evenwicht tussen overleg en een vlot vergunningaanvraagproces.'