Bewoners die zelf ‘hun’ buitengebied verbeteren? In Dongen en Oosterhout blijft het niet bij dromen.
Oscar van Rijn is beleidsadviseur landschapsinrichting bij de gemeente Dongen. Toen de voorgenomen verplaatsing van de provinciale weg N629 tussen Dongen en Oosterhout ook vroeg om een kwaliteitsimpuls voor het buitengebied, dacht hij: dat gaan we anders doen. Samen met kwartiermaker Omgevingswet Irma Dekker blikt hij terug en vooruit.
Doelen bereiken door samenwerking
Van Rijn: 'Dat de weg wordt verplaatst, is al gunstig voor de meeste omwonenden in het gebied. Maar de huidige wetgeving schrijft ook voor dat we de verplaatsing compenseren in de natuur en dat we in het gebied een kwaliteitsverbetering realiseren. Maar de uitdaging is: als gemeenten en provincie zijn wij geen gebiedseigenaar. Dus kunnen we onze doelen alleen bereiken als we het samen doen met de bewoners en bedrijven van wie de grond is. Bovendien realiseerde ik me dat deze aanpak helemaal past bij de opgave die we de komende jaren hebben met participatie in de Omgevingswet.'
Oscar van Rijn (links)
Gelukkig gingen ook de gemeente Oosterhout en de provincie Noord-Brabant akkoord met deze werkwijze. 'Wat ook hielp, was dat de gedeputeerde er direct voorstander van was en inzag: de omwonenden zijn al geconfronteerd met de verplaatsing van de weg. Een gebiedsvisie opleggen zou weerstand creëren, en de omwonenden actief betrekken leidt tot een betere visie met meer draagvlak.'
Kaders vaststellen met stakeholders
Bedacht werd om de omwonenden open en positief te laten meedenken over de inrichting van het gebied, vanuit de vraag: 'Wat zijn jouw dromen voor je omgeving?'
Om ervoor te zorgen dat de op te halen initiatieven wel zouden voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen en de opgaven uit de provinciale Verordening ruimte, werden drie vertrekpunten geformuleerd:
- (her)ontwikkelen van het mozaïeklandschap
- versterken van de natuur / ecologie
- bevorderen van (extensieve) recreatie
De richtinggevende kaders hiervoor werden opgehaald in een ‘kader- & criteriasessie’ waarin stakeholders als Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, ZLTO en bewonersverenigingen actief participeerden. Zo ontstond een richtinggevende gebiedsvisie.
'Vervolgens zijn we in 2017 begonnen met een mini-Dromenlab voor het gebied ’t Blik, in de directe omgeving van de N629. Dat hebben we ontwikkeld met hulp van de Plekkenmakers, een bureau dat veel ervaring heeft met participatietrajecten en op slimme en onorthodoxe manieren omwonenden weet te mobiliseren. Omdat dit succesvol bleek, besloten we de Dromenlabaanpak toe te passen voor het hele gebied tussen Dongen en Oosterhout', vertelt Van Rijn.
'Met die positieve en open manier van denken in het Dromenlab, geven we volgens mij heel goed invulling aan de werkwijze van de Omgevingswet die ruimte vraagt voor maatschappelijk initiatief', vult Dekker aan.
Gebiedsontwikkeling echt van de bewoners laten zijn
De opgave voor het hele gebied is groot, realiseerde Van Rijn zich. 'Ruimte bieden aan de grondeigenaren in het gebied betekent wel dat je in één of twee jaar net zoveel initiatieven moet verwerken als je normaal in 20 jaar krijgt. En een van de lastigste aspecten is wellicht het ‘loslaten’: deze gebiedsontwikkeling is écht van hen en geen ‘feestje van de overheid’.'
Daarom was het belangrijk om veel tijd te nemen voor het ophalen van de ‘dromen’ van inwoners. En om de drempel voor deelname zo laag mogelijk te houden. Van Rijn: 'We hebben inwoners benaderd die in het gebied een grote Vlaamse schuur hebben en hen gevraagd of we daar de Dromenlabsessies konden organiseren. Ook timing is belangrijk: we hebben de sessies kort na nieuwjaar georganiseerd, als er veel energie is voor nieuwe plannen. En, uiteraard persoonlijke communicatie. Iedereen is persoonlijk per brief uitgenodigd.'
De grote stap van dromen naar maken
Dagenlang waren de Plekmakers en Van Rijn aanwezig in de schuur. 'Om mensen in de gelegenheid te stellen hun eigen moment te kiezen om te komen. Er mag geen drempel zijn.' Er werden volop dromen opgehaald en er werd gestuurd op constructieve input. Soms vergde dat ‘ombuigen’ van geklaag naar positief denken. 'En dat leverde van alles op, van ideeën voor kinderboerderijen tot ‘klompenpaden’. En er waren ook mensen die zeiden: ‘ik heb wel grond, maar geen bestemming’ en weer anderen die wél een initiatief hebben, maar geen grond. Dat was – en ís – een mooie puzzel.'
Maar liefst 150 ‘dromen’ werden opgetekend en verzameld in een ‘Dromenboek’ dat in april dit jaar uitkwam. Een succesvolle buit, maar tegelijkertijd de aanzet voor de weerbarstiger vervolgstap: het uitvoeren van de dromen. Onder het motto ‘Als je het kunt dromen, kun je het maken’, werd een Maaklab georganiseerd.
Irma Dekker: 'Wat daar volgens mij heel sterk aan was, was dat iedereen heel snel na het Dromenlab een uitnodiging kreeg voor het Maaklab. Zo houd je de energie vast en geef je ook aan: we pakken het doortastend aan.'
Foto Maaklab – Gemeente Dongen
Als gemeente oefenen in loslaten
En al snel bleek dat de vrijblijvendheid er in het Maaklab vanaf was. En dat er serieus geprobeerd werd tot goede plannen te komen: 'We organiseerden ‘snelkookpansessies’: omwonenden die serieus met hun dromen aan de slag wilden, werden acht weken lang intensief begeleid en met huiswerk op pad gestuurd, om uiteindelijk een projectplan te kunnen opleveren. Nu zijn we als gemeente weer meer aan zet en buigen we ons met de initiatiefnemers over de vraag ‘hoe kom je tot een uitvoerbaar verhaal?’'
Ook daarin voelt Van Rijn een nieuwe rol van de gemeente. 'We worden steeds meer ‘makelaar in kennis’. Je merkt soms ook dat je nog teveel wilt oppakken, wilt ontzorgen. Dan is het zaak om een verzoek terug te leggen, eventueel met de benodigde informatie en te zeggen ‘hiermee kun je zelf aan de slag’.'
Wellicht dat de voortvarende aanpak in het Maaklab een aantal van de ‘dromers’ heeft afgeschrikt: 20 initiatiefnemers gingen concreet aan de slag met een plan en twaalf plannen zijn nu in een vergevorderd stadium. Ook hierin blijkt loslaten een uitdaging. Van Rijn: 'Het is een grijs gebied. Er is zeker een aantal initiatieven waarvan we denken ‘potdorie, wat jammer dat die niet uit zichzelf met een plan aan de slag zijn gegaan, want hun ‘droom’ zou wel een belangrijke bijdrage aan het gebied kunnen leveren!' Dekker: 'Daarmee haken we aan bij het maatschappelijke doel 'versnellen van processen'.'
Focus ligt niet op geld
Zijn er nog manieren om initiatiefnemers te stimuleren? 'Er is subsidie beschikbaar voor goede plannen die voldoen aan de drie criteria uit de gebiedsvisie. We hebben als gemeenten en provincie negen ton vrijgemaakt voor landschappelijke kwaliteitsverbetering. Maar de focus ligt niet op het geld, maar op: kom eerst met een goed plan, dan kijken we wat er mogelijk is. Zo kijken we sowieso op een andere, flexibele manier naar vergunningverlening. Je ziet soms ook dat als er een ‘zak geld’ is, mensen ineens naar elkaar gaan kijken en alles stilvalt.'
Er is geen ‘deadline’ voor de realisatie van de plannen. Over ongeveer twee jaar wordt de provinciale weg verplaatst en dan willen gemeente en provincie ook graag de voorgenomen kwaliteitsimpuls in het gebied gerealiseerd hebben.
Gevraagd naar de meest positieve verrassingen en onverwachte hobbels in het traject tot nu toe, antwoordt Van Rijn: 'Ik word er heel blij van dat je als gemeente in een heel andere rol komt - kunt meedenken met ideeën van een ander en helpen om dromen waar te maken. Als je bijdraagt aan andermans goede ideeën die bijdragen aan jouw opgave als gemeente, kom je ook niet in de weerstand. En ik denk dat daar bij gemeenten de meeste energie in gaat zitten: het wegnemen en oplossen van weerstand.'
Een uitdaging blijft het om de hele organisatie ‘synchroon’ mee te laten lopen, meent Van Rijn. 'We betrekken uiteraard iedereen, maar natuurlijk zijn niet alle collega’s even goed aangehaakt als wij.' Ook knaagt nog ergens de gedachte: ‘Hebben we wel álle juiste initiatieven binnen boord?’ 'Sommige goede ideeën hadden we misschien aan de voorkant beter kunnen betrekken of moeten nagaan waarom ze nu niet meedoen. Er liggen nog veel initiatieven met potentie te wachten.'
Irma Dekker,
Kwartiermaker Omgevingswet