De Omgevingswet maken we samen. Laten we naar elkaar blijven omkijken
De Programmaraad is dit jaar versterkt met een aantal nieuwe leden. Wie zijn zij, wat drijft ze en waarvoor zijn ze verantwoordelijk? De al ingezette reeks interviews met programmaraadsleden krijgt een vervolg. In dit interview maken we kennis met Edward Stigter, waarnemend directeur van het programma Aan de slag met de Omgevingswet.
U bent 51 dagen weer in dienst bij het programma. Wat is uw eerste indruk?
'Mijn eerste indruk is dat er echt knetterhard wordt gewerkt. Dat zie je gewoon in de enorme betrokkenheid van mensen, in de inhoudelijke gedrevenheid en ook in de e-mails die je tot laat in de avond nog krijgt. Dat harde werken herken ik ook van eerdere tijden hier, dat zit er nog steeds in. Maar wat mij het meest is opgevallen, is toch wel de spanning die er heerst en de stress die daarbij komt kijken. Deels mag dat, want het hoort ook een beetje bij de fase waar we in zitten – zo rond en na de inwerkingtreding. Maar deels zit het ook in onduidelijke verwachtingen over en weer, het gevoel niet in control te zijn over het eigen werk en in de samenwerking tussen mensen. Aan die laatste punten kunnen we natuurlijk wel wat doen.'
Kunt u iets vertellen over uw aanpak en aandachtspunten bij het overnemen van deze onverwachte rol die op uw pad is gekomen? Wat zijn de eerste stappen die u hebt ondernomen om de continuïteit van het werk te waarborgen?
'Er zat druk en stress bij leidinggevenden en medewerkers waardoor er veel mensen zijn uitgevallen. Het is voor mij heel belangrijk dat er niet nog meer mensen uitvallen en dat iedereen met plezier naar het werk gaat. Verdere aandacht zit uiteraard op een goede inwerkingtreding van de wet. Hierbij is vooral het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) spannend. DSO vormt de basis van het gebruik van de Omgevingswet. DSO moet daarom foutloos werken en storingen moeten zo snel mogelijk opgelost worden. Dit alles vindt plaats in een hectische omgeving. Ik zie het daarom ook als mijn taak om alle afleidingen en impulsen – die niet direct bijdragen aan een goede werking van de wet – te kanaliseren en af te houden van de mensen in de operatie. En verder zorg ik voor begeleiding van mensen die met de wet moeten werken. Tegelijkertijd zullen we de vragen uit het veld, de minister, uit de Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de media natuurlijk wel moeten bedienen. Het is de kunst om dit zo te organiseren zodat de minister, decentrale bestuurders en alle anderen tevreden zijn over hoe zij worden bediend. Zonder dat de mensen in de operatie hier al te veel last van ondervinden. Ik zie mijn rol wel als buffer en manusje van alles.'
Van 2011 tot 2017 was u directeur van het programma Eenvoudig Beter, waaruit de Omgevingswet is voortgekomen. Intussen zijn we 7 jaar verder en is de wet op 1 januari in werking getreden. Kunt u wat vertellen over uw verwachtingen van toen en de Omgevingswet van nu?
'We hebben toentertijd de opdracht uit het regeerakkoord om het stelsel van het omgevingsrecht te herzien, onder de noemer van ‘Eenvoudig Beter’ gebracht. Hierbij ging het in eerste instantie vooral om een beleid en wetgeving. We zagen al snel dat we ook vroegtijdig aan de slag moesten met de uitvoering van de wet. Het allergrootste deel van het omgevingsrecht werd door decentrale overheden uitgevoerd. Daarom was het helder dat we de invoeringsondersteuning en digitale hulpmiddelen ook interbestuurlijk moesten organiseren. Hoewel er ook bij het maken van de Omgevingswet intensief werd samengewerkt met decentrale overheden, was mijn directie formeel een Haagse beleidsdirectie. Vanuit de wens om de uitvoering te versterken en interbestuurlijke te organiseren is Aan de slag met de Omgevingswet ontstaan. Het beleids-juridische deel van de stelselherziening bleef bij mijn directie, maar de daadwerkelijke implementatie ging naar het programma Aan de slag. De aansturing van die implementatie zat in het begin wel weer bij Eenvoudig Beter. Ik heb dus toen wel wat meegekregen van de implementatie. Op een gegeven moment ben ik aan de slag gegaan als directeur beleid bij de VNG en was ik vanuit een andere rol weer betrokken bij de implementatie van de wet.'
Wat is volgens u de essentie van de Omgevingswet? Welke steekwoorden borrelen dan op?
'Voor mij is de essentie nog hetzelfde: in samenhang kijken naar de leefomgeving: wat wil je beschermen en wat wil je ontwikkelen? En dat in de visievorming, de plannen, regels die je opstelt en hoe je beleid uitvoert. En dat gaat dan om een heel breed domein – van bouwen tot milieu, water, energie, cultuurhistorie, infrastructuur, ruimtelijke ordening natuur, enzovoorts. Hierbij geldt ook dat je dat veel meer dan in het verleden in interbestuurlijke context oppakt zodat inwoners en ondernemers het meer als 1 overheid zullen ervaren. Ook belangrijk is dat de Omgevingswet meer recht doet aan de moderne samenleving waarbij veel meer mensen willen meedenken en meedoen aan ontwikkelingen in de leefomgeving. Daarom is het belangrijk dat de Omgevingswet participatie nadrukkelijk een plek geeft bij alle belangrijke besluiten. Op veel plekken gebeurde dat al wel, maar door de Omgevingswet wordt dat wel meer op de voorgrond gezet. We geven hierbij niet aan hóé je het moet doen, maar wel wáár je wát kunt doen. Zo hebben mensen veel meer invloed op hun eigen leefomgeving. En om dat te kunnen doen, hebben ze ook informatie nodig. Met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) zie je dat mensen daar stappen in kunnen zetten. Zodat mensen weten wat er speelt in de leefomgeving en welke rol ze daarin kunnen spelen. Door regels en informatie bij elkaar te brengen, zorg je er uiteindelijk dat het voor iedereen eenvoudiger wordt.'
Kunt u één of meerdere sprekende voorbeelden noemen uit uw periode als gedeputeerde van de provincie Noord-Holland waar destijds de Omgevingswet het verschil had kunnen maken en waaruit de nut en noodzaak van de Omgevingswet in de praktijk blijkt?
'Hoewel de provincie al behoorlijk integraal werkt – zeker in vergelijking met het Rijk – zag ik dat ook de provincie nog wel een slag kon maken in integraal werken. Ook het instrument programma bood nieuwe kansen. De Omgevingswet was ook de motor om het participatiebeleid te moderniseren.'
Wat zijn de komende tijd uw prioriteiten?
'Ik stel 3 prioriteiten, namelijk:
- Voorkomen dat mensen uitvallen en zorgen dat mensen met plezier naar hun werk gaan.
- Zorgen voor een soepele inwerkingtreding van de Omgevingswet. Met name in het gebruik van de digitale voorzieningen.
- Komen tot een voorstel voor een betere en eenvoudige aansturing van het stelsel.'
Mogen we na 100 dagen weer bij u terugkomen?
'Zeker. Ik ben benieuwd hoe we dan op deze tijd terugkijken.'