Proefstal via een maatwerkbesluit
Een proefstal is een innovatieve stal die nog niet in de praktijk is gemeten. Het doel van de proefstal is om die metingen in de praktijk te kunnen doen. Het bevoegd gezag, meestal de gemeente, neemt de beslissing om een proefstal te verlenen. Dit doet het bevoegd gezag met een maatwerkbesluit. In het maatwerkbesluit stelt het bevoegd gezag zelf de emissiefactor van de proefstal vast. En wijkt daarmee af van de emissiefactoren die standaard worden gebruikt voor dierenverblijven en zijn opgenomen in de Omgevingsregeling. Het kan dan gaan om de emissiefactor voor ammoniak, geur en/of fijnstof. Het bevoegd gezag of de aanvrager kunnen daarbij gebruikmaken van het advies van deskundigen, de Technische Advies Pool (TAP) van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Advies van de TAP is niet verplicht. Een andere deskundige mag ook geraadpleegd worden. Het bevoegd gezag moet het besluit wel altijd onderbouwen.
Verplicht meten van proefstallen
Wanneer de gemeente een innovatieve stal of techniek toestaat met maatwerk, geldt een meetverplichting (Bal artikel 4.824). In de Omgevingsregeling artikel 4.8 is voor zowel ammoniak, geur als fijnstof een meetprotocol voorgeschreven.
Innovatieve stallen moeten worden bemeten om de emissiefactor te kunnen vaststellen. De minister neemt emissiefactoren op in de bijlage bij de Omgevingsregeling. Dit gebeurt pas als er voldoende stallen in de praktijk volgens het meetprotocol zijn bemeten.
Aantal proefstallen in meting
In het meetprotocol staat hoeveel proefstallen er nodig zijn. Dit zijn er in de praktijk meestal 4. Bij enkele end-of-pipetechnieken zoals luchtwassers is voor ammoniak en fijnstof het meten van 2 stallen voldoende. Ook kan er case-control worden gemeten, waarbij op één locatie met techniek en zonder techniek wordt gemeten. In dat geval zijn er ook minder proefstallen nodig.
Verplichting meting in te dienen
Er geldt een verplichting om meetrapporten van proefstallen bij het bevoegd gezag in te dienen. Het bevoegd gezag stuurt deze rapporten door naar de minister ter beoordeling. De rapporten kunnen ingediend worden bij de TAP van de RVO (rav@rvo.nl). De TAP beoordeelt of de metingen voldoen aan het meetprotocol. Daarbij adviseert de TAP aan de minister over de emissiefactor en de bijbehorende systeembeschrijving.
De verschillende stappen die doorlopen moeten worden bij het aanvragen en vergunnen van een proefstal zijn opgenomen in een stappenplan.
Toestaan van een innovatieve stal zonder ter plekke te meten
In principe geldt de meetverplichting dus voor alle toegepaste stalsystemen die niet in de Omgevingsregeling zijn opgenomen. Er is een mogelijkheid voor het bevoegd gezag om innovatieve systemen in afwachting van de metingen van andere proefstallen te vergunnen. Dit kan wanneer er al voldoende proefstallen zijn verleend waar wordt gemeten.
Het bevoegd gezag kan daarvoor een maatwerkbesluit voor een proefstal nemen en een maatwerkbesluit om af te wijken van de meetverplichting in artikel 4.824 van het Bal. Dit kan alleen goed gemotiveerd. De aanvrager zal aan het bevoegd gezag moeten aantonen dat het systeem elders wél al wordt gemeten en de emissiefactor en het werkingsprincipe voldoende onderbouwd zijn. Dit is gelijk aan de motivering bij de aanvraag voor een proefstal.
De RVO houdt een database bij met door het bevoegd gezag verleende proefstallen waar wordt gemeten. Het is optioneel voor de fabrikant om in deze database opgenomen te worden. Zonder opname in de database zal de onderbouwing voor de aanvraag, dat er voldoende andere proefstallen zijn die worden gemeten, een stuk lastiger zijn.
Het bevoegd gezag neemt een beslissing of het maatwerk wordt toegepast, maar ook over de hoogte van de toe te passen emissiefactor. Uit de aanvraag en de eerder verleende proefstallen zal een (gemiddelde) emissiefactor moeten blijken. Het kan gaan om een emissiefactor voor geur, ammoniak en/of fijnstof. Het bevoegd gezag kan in het besluit een aantal zaken regelen:
- Een risicofactor bovenop de geschatte emissiefactor. Dit om te voorkomen dat tegenvallende meetresultaten gevolgen hebben voor het vergunde systeem. De hoogte van de risicofactor is vrij te bepalen. In het verleden is onder de Regeling ammoniak en veehouderij een risicofactor van 15% van de maximale emissiefactor voor de betreffende diercategorie gebruikt.
- Voorschriften over de uitvoering, werking en monitoring van het systeem. De informatie hierover moet blijken uit de aanvraag en is vergelijkbaar met de informatie in een systeembeschrijving.
- Voorschriften over afspraken die al gemaakt zijn bij tegenvallende meetresultaten. Bijvoorbeeld over het minimaal behalen van BBT. Zie ook hieronder.
De verschillende stappen die genomen moeten worden bij het aanvragen en vergunnen van een innovatieve stal zonder meten zijn opgenomen in een stappenplan.
Risico’s en maatregelen bij tegenvallende meetresultaten
Voor zowel de proefstallen als de proefstallen zonder meetverplichting geldt dat er consequenties kunnen zijn wanneer uit metingen blijkt dat de emissiereductie (erg) tegenvalt. De stal zal minimaal aan BBT moeten voldoen. Het bevoegd gezag heeft hierin een aantal mogelijkheden om dit te regelen:
- Het risico vooraf verkleinen door een risicofactor te gebruiken.
- In het maatwerkbesluit vast te leggen welke acties ondernomen moeten worden bij tegenvallende resultaten. Bijvoorbeeld voorzienbare maatregelen of een stappenplan tot verbetering waarin wordt gekeken naar monitoring, onderhoud, aanpassing van het systeem.
- Het maatwerkbesluit aanpassen naar aanleiding van de verbeterstappen door het opnemen van specifieke voorschriften. Bijvoorbeeld over extra onderhoud of het aanpassen van (de werking van) het systeem.
- Het maatwerkbesluit aanpassen met de gemeten emissiefactor. Dit zal mogelijk ook een wijziging van de vergunning betekenen als hierdoor niet meer wordt voldaan aan een geldende omgevingswaarde fijnstof of een geurnorm in het omgevingsplan. Een aanpassing kan het toepassen van een andere of aanvullende techniek betekenen, of het anders uitvoeren van de activiteit.
Ondernemers hebben de mogelijkheid om contractueel aanvullende afspraken te maken met de leveranciers van het innovatieve systeem. Deze afspraken kunnen gaan over de kosten en verantwoordelijkheden bij het aanpassen van een systeem als het systeem na meten niet goed genoeg blijkt te presteren.
Bij meevallende meetresultaten en opname van het systeem in de Omgevingsregeling kan het maatwerk voor de proefstal en de ontheffing van de meetverplichting door het bevoegd gezag worden ingetrokken. De emissiefactor uit de Omgevingsregeling geldt dan. Intrekken is geen verplichting.