'Publieke dienstverlening is niet voor bange mensen' – Managers aan het woord: René van der Burg
Lijnmanagers van verschillende rijkspartijen spelen een cruciale rol in de weerbarstige praktijk van vergunningverlening. Dat is nu het geval en straks met de invoering van de Omgevingswet. Wie zijn die managers, wat doen ze en wat betekent de Omgevingswet voor hun dagelijkse praktijk? In deze serie interviews maken we kennis met Lijnmanagers van verschillende rijkspartijen. Deze keer spreken we met René van der Burg, directeur Kernprocessen EU bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Wat is uw rol en verantwoordelijkheid binnen het vergunningverleningsproces onder de Omgevingswet?
Ik ben verantwoordelijk voor de opdracht die het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) als opdrachtgever bij de RVO heeft belegd. In die rol ben ik enerzijds verantwoordelijk voor de afstemming met het ministerie over die opdracht en zaken die betrekking hebben op de Omgevingswet. Anderzijds ben ik verantwoordelijk voor een goede uitvoering van die opdracht, dus dat de betreffende wet- en regelgeving goed wordt nageleefd. Dat heeft dan betrekking op vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Ten aanzien van de Omgevingswet zijn, naast het ministerie van LNV, ook door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat verantwoordelijkheden bij mij belegd. Dat betreft de Rijkscoördinatieregeling en de Nadeelcompensatie. Dus mijn werk bestaat uit verantwoordelijkheden ten aanzien van opdrachtverstrekking en de daadwerkelijke operationele uitvoering daarvan.
Welke soorten vergunningen vallen onder de verantwoordelijkheid van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland?
Het gaat vooral om vergunningen waarvoor RVO een Rijksbevoegdheid heeft en die vallen onder de natuurwetgeving, zoals soortenbescherming. Maar ook de eerdergenoemde rijkscoördinatieregelingen, voor wat betreft de afgifte van energievergunningen, maken deel uit van het pakket. Net als het uitvoeren van de nadeelcompensatieregeling, als schade ontstaat als gevolg van rechtmatig overheidsoptreden, zoals de aanleg van wegen of windmolens.
Voor een adequate uitvoering van die vergunningverlening, vooral als het gaat om soortenbescherming, hebben we een aantal ecologen in dienst. Hun waarde bewijst zich bij het oplossen van diverse actuele maatschappelijke vraagstukken. De belangen zijn natuurlijk groot, maar tegelijkertijd wil je die diersoorten goed beschermen.
Wat kunt u vertellen over de relatie met andere overheden zoals gemeenten en provincies in het kader van vergunningverlening?
In samenwerking met andere overheden, met name de provincies, verzorgen wij de vergunningverlening, toezicht en handhaving voor natuurwetgeving. Daarvoor is een goede taakverdeling afgesproken.
We werken natuurlijk ook samen met andere rijkspartijen, zoals Rijkswaterstaat en het ministerie van Defensie, die vergunningplichtig zijn. Daarmee onderhouden we goede contacten en we proberen natuurlijk vooraf maximale afstemming te realiseren. Periodiek voeren we daarvoor overleg met onze samenwerkingspartners, zodat we elkaar niet verrassen.
Soms luistert dat erg nauw. In samenwerking met zowel klanten als collega bevoegde gezagen hebben we bijvoorbeeld een aanvraagformulier ontwikkeld. Op die manier weten klanten wat ze aan informatie moet aanleveren. En wij zijn ervan verzekerd dat we de juiste informatie ontvangen.
Met het ministerie van LNV werken we ook goed samen. Dit ministerie is niet alleen onze opdrachtgever, maar ook onze samenwerkingspartner.
Bij welke vormen van samenwerking is uw organisatie betrokken? Wat haalt u uit die samenwerking? Biedt het kansen om te leren van andere organisaties? Of andersom?
We zijn als RVO vroeg betrokken geraakt bij de voorbereiding op de Omgevingswet. Daarbij hebben we ons gerealiseerd dat het geheel complexer wordt, maar dat het voordeel uiteindelijk bij de vergunningaanvrager moet komen te liggen. We deden al snel mee met diverse overleggen en dat heeft een positief neveneffect gehad.
Ons werkveld kwam namelijk beter op de kaart bij andere overheden. Onze rijkspartners en andere samenwerkingspartners realiseerden zich dat natuurwetgeving een element is waarop gelet moet worden. Dat besef heeft ons veel gebracht, want voor veel andere overheden staat die natuurwetgeving iets verder af van hun dagelijkse praktijk.
Een mooi voorbeeld van een nieuwe samenwerking waarbij je van elkaar leert, is het platform Passieve soortenbescherming, dat samen met alle provincies is opgezet. Binnen dat platform wisselen we kennis en ervaring uit rondom soortbescherming. Daaruit is een nieuwe werkplaats voortgekomen. In samenwerking met de provincies is een Vergunningcheck soortenbescherming opgezet voor burgers en ondernemers die een vergunning aanvragen. Zonder die samenwerking en inzet van de provincies hadden we dat niet voor elkaar gekregen.
Daardoor hebben we elkaar nog beter leren kennen. In de gezamenlijke test- en oefenfase waarmee we nu druk bezig zijn, helpt het ons ook. Scherpe, collegiale toetsing is gewoon goed. Natuurlijk zal het na 1 januari even wennen zijn. Dan moeten we goed beseffen dat je een vergunning niet meer in je eentje afhandelt, maar dat meer overheden daarbij zijn betrokken. Daarbij geldt: je leert het snelste in de praktijk.
Hoe kijkt u aan tegen de praktijk van vergunningverlening; wat vraagt dit van vergunningverleners? Kunt u iets vertellen over de positionering van vergunningverleners binnen de beleidscyclus?
Intern zijn diverse onderdelen betrokken bij de vergunningverlening. Dan gaat het natuurlijk om afdelingen zoals juridische zaken, het vaststellen van beschikkingen en toezicht & handhaving. Deze 'business as usual' gaan we verbeteren zodat we klaar zijn voor samenwerking met andere partijen. Dat is een interne stap waarmee we bezig zijn.
In de uitvoeringspraktijk, met het ministerie van LNV en andere partijen als opdrachtgever, vormt onze beleidsadvisering een belangrijk onderdeel van het werk. Daarbij kijken we vooraf naar de uitvoerbaarheid van het proces van vergunningafgifte en de handhaafbaarheid van beleid. Die toetsing gebeurt ook tussentijds.
Daarbij adviseren we over verbeteringen in de uitvoering, maar ook over de impact van de dienstverlening. Het gaat er natuurlijk niet alleen om dat we goed werk afleveren, maar ook dat we de goede dingen doen. Wij willen met ons werk zichtbare maatschappelijk impact realiseren. Dat koppelen we dan terug naar onze opdrachtgevers.
Met hen hebben we bijvoorbeeld afspraken gemaakt dat we tijdig worden betrokken in het beleidsproces. En dat we op basis van gelijkwaardigheid onze kennis van zaken inbrengen. Bij het inbrengen van onze kennis vooraf, tijdens en achteraf in het verbeterproces, wordt goed naar ons geluisterd, is onze ervaring.
Zijn er specifieke uitdagingen of problemen die u bent tegengekomen bij het implementeren van de Omgevingswet met betrekking tot vergunningverlening?
We zijn natuurlijk al een tijd bezig met uitgebreid oefenen en testen. Op het punt van stabiliteit en gebruiksvriendelijkheid voor de vergunningaanvrager, is het afwachten hoe het systeem precies werkt vanaf 1 januari 2024. Daarnaast is er veel geoefend met andere rijkspartijen. Maar oefenen met gemeenten is een andere uitdaging. Veel gemeenten hebben hun eigen manier van denken.
Maar je moet er gewoon aan beginnen. Het gaat erom een open houding aan te nemen: vraag om feedback van samenwerkingspartners en vergunningaanvragers en doe daar iets mee. En wees niet bevreesd om aandachtspunten op het gebied van uitvoerbaarheid en de impact ervan terug te koppelen naar de beleidsverantwoordelijke departementen. Dat is mijn ervaring met implementatie-opgaven.
Publieke dienstverlening is niet voor bange mensen. Je begint vaak aan iets waarvan je niet weet hoe het uitpakt. Maar je staat met zo'n implementatie-opgave direct midden in de samenleving. Als publieke dienstverlener word je geacht het direct goed te doen. Je krijgt gratis feedback; doe daar dan ook iets mee.
Welke ontwikkelingen verwacht u in de toekomst met betrekking tot de vergunningverlening onder de Omgevingswet? Hoe denkt u dat deze ontwikkelingen uw core business zullen beïnvloeden?
Het is natuurlijk een nieuwe manier van werken met een nieuw basisprincipe van 'ja, tenzij'. Dat is een nieuwe benadering van de doelgroep met verantwoord vertrouwen. Dat vereist een andere houding van de overheid.
Daarnaast verwacht ik dat bij een goede werking van het systeem de regeldruk voor de doelgroep zal verminderen. Ook zal de 1-loketgedachte sterker worden. Burgers en bedrijven mogen geen last ondervinden als ze een vergunningaanvraag doen. Daar ligt een opgave voor ons om de interne afstemming tussen overheden goed te regelen. Op het gebied van informatiemanagement kan ook een slag worden gemaakt, waarbij de vergunningaanvrager voordeel heeft bij een snelle afhandeling van de aanvraag.
Aan deze andere manier van werken, zullen we als overheden afzonderlijk moeten wennen. Burgers en bedrijven moeten het gevoel krijgen dat hun recht wordt gedaan. Dat betekent natuurlijk niet dat iedere vergunningaanvraag wordt toegekend. Maar dan moet het voor de aanvrager wel duidelijk zijn waarom de aanvraag is afgewezen. Als je als overheid goed kunt uitleggen dat een aanvraag is afgewezen, doe je ook iemand recht.
Wat is in uw ogen van wezenlijk belang voor vergunningverlening in relatie tot de Omgevingswet?
Het is een gezamenlijke opgave. Dit doe je als afzonderlijke rijkspartij niet alleen. Die gedeelde verantwoordelijkheid vraagt om een open houding van alle ketenpartners. Daarbij gaat het er natuurlijk om dat je als één overheid wilt samenwerken. Dit zal aanvankelijk een tijdsinvestering vragen. Maar onder de streep, als alle kinderziektes eruit zijn, gaat dit ons als samenleving winst opleveren. Het is mooi om daaraan een bijdrage te leveren. Daarom doe ik ook dit werk.
Het past ook binnen de ambitie van de RVO. We willen een publieke dienstverlener zijn met maatschappelijke impact. De Omgevingswet is een instrument dat zich leent om daaraan een bijdrage te leveren. Het is een mooie uitdaging om daaraan in gezamenlijkheid te werken.